hadden reden om het zig te beklaagen dat de
vrouwen van Oonalashka hunne aanzoeken zonder
enige weêrhouding aangemoedigd hadden,
want hunne gezondheid had geleden door een ongemak
, dat hier niet onbekend is. De inboorlingen
van dit eiland zijn ook aan de kanker
onderhevig of een ongemak, dat’er naar gelijkt,
welk degeene, die ’er van aangetast zijn , zeer
zorgvuldig verbergen. Zij fchijnen geenen hoo-
gen ouderdom te bereiken. Ik zag nergens
iemand, hetzij man of vrouw, dien ik voor zestig
jaaren oud konde aanzien , en maar zeer weinige
, die boven de vijftig fcheenen. Waar-*
fchijnlijk zal hunne harde levenswijze hunne dagen
verkorten.
Ik heb, zedert onze aankomst in PrinsWillems
Kanaal, dikwijls gelegenheid gehad te zeggen
hoe aanmerklijk de inboorlingen aan deeze Noordwest
zijde van Amerika naar de Groenlanders
en Esquimaux gelijken, in verfcheiden bijzonderheden
van hunne perfoonen, kleeding, wapenen,
kanos en diergelijke. Ik was egter minder hier
door getroffen dan door de gelijkenis, welke wij
vonden tusfchen de tongvallen van de Groen-
landers en Esquimaux en die van Norton - Kanaal
en Oonalashka. Dit zal blijken uit eene tafel
van overeenkomftige woorden, welke ik heb opgemaakt
en die agter dit werk zal geplaatst
worden. Ik moet egter aanmerken met opzigt
toe
tot de woorden , welke wij aan deeze zijde van
Amerika verzamelden, dat men niet te veel vertrouwen
moet dat zij naauwkeurig gefchravent
zijn; want, na den dood van den Heer andersom
hadden wij weinige , die zig veel moeite gaven
om diergelijke dingen , en ik heb dikwijls bevonden
dat dezelfde woorden , door twee of
meer perfoonen uit den mond van denzélfden inboorling
opgefchreven, bij vergelijking niet weinig
yerfchilden. Maar daar is evenwel nog genoeg
zeekers om het oordeel te rechtvaardigen dat ’er
veel reden is om te gelooven dat alle deeze na-
tieën van dezelfde afkomst zijn, en zoo dat waar
i s , kan ’er weinig twijfel zijn of daar is eene
Noordlijke gemeenfchap van den eenen of anderen
aart ter zee tusfchen deezen West-kant van
Amerika en den Oost-kant van Baffins-Baai,
welke gemeenfchap egter voor fchepen kan gefloten
zijn door ijs of andere beletzelen. Zoodanig
was ten minften mijn gevoelen op dien
tijd.
Ik zal nu deeze Noordlijke ftreeken vaarwel
zeggen met enige weinige bijzonderheden betreklijk
de getijen en ftroomen op de kust, en met
opzigt tot de fterrekundige waarneemingen, door
ons in Samganoodha- Haven gedaan.
Het getij is nergens aanmerklijk dan in de
groote rivier O u Cooks - Rivier}. De vloed
koomc uit het Z. of Z. O., overal de Ilrekking
A a § van