
 
		goede  gelegenheid  te  zijn  om  dit  volk  het  ge*  
 bruik  van  fchiet-geweer  te  toonen,  en  liet  twee  
 o f  drie  fnaphaanen  en  even  zoo  veele  vierponders  
 afvuuren  over  de  kano,  die  het  roer  wegvoerde.  
 Alzoo  het  mijn  oogmerk  niet  was  dat  een  van  
 deeze  fchooten  raaken  zoude,  fcheen  de  omringende  
 menigte  van  inboorlingen  eerder  ver*  
 wonderd  dan  verfchrikt. 
 In  den  avond  kwam  de  Heer  b l ig h   terug  en  
 berichtte  dat  hij  eene  baai  gevonden  had,  waarin  
 goede  anker-grond  was  en  zoet  water  op'  eene  
 plaats  ,  vrij  gemaklijk  om  ’er  bij  te  koomen.  
 Ik  befloot  de  fchepen  in  deeze  baai  te brengen,  
 om  dezelve  daar  te  herftellen  en  ons  van  alle  ver-  
 verfchingen  te  voorzien,  welke  de  plaats  konde  
 opleveren.  Alzoo  de  avond  v ie l,  begaf  het  
 grootst  gedeelte  van  onze  gasten  zig  naar  land,  
 maar  een  groot  aantal  verzogt  verlof  om  aan  
 boord  te  mogen  flaapen.  De  nieuwsgierigheid  
 was  egter  niet  hunne  eenigfte  beweegreden,  
 ten minsten  bij  fommige;  want  des anderen  daags  
 ’s  morgens  wierden  ’er  verfcheiden  dingen  gemist, 
   hetgeen  mij  deed  befluiten  ’er  den  volgenden  
 nacht  niet  zoo  veele  aan  boord  te  houden. 
 Ten  elf uuren  voor  den  middag ankerden wij  in  
 de  baai  (die  bij  de  inboorlingen  Karakakooa  genoemd  
 wordt}  op  dertien  vademen  water,  in 
 eeeenen  
 zandigen  grond  en  omtrent  een  vierde  van  
 eene  Engelfche  mijl  van  den  noord - ooster  wal.  
 In  deeze  ligging  was  de  zuidlijke  punt  van  de  baai  
 Z.  ten W.  en  de  noordlijke  punt  W.  é  N.  Wij  
 vertuiden  met  het  ftroom-anker  en  het  kabel,  
 naar  het  Noorden,  floegen  de  zeilen  af en  ftree-  
 ken  de  raas  en  Hengen.  De fchepen  bleeven  opgepropt  
 met  inboorlingen  en  waren  van  eene  
 menigte  kanos  omringd.  Ik  had  nergens,  in  
 den  loop  mijner  reizen  ,  zoo  een  groot  aantal  
 volks  op  eene  plaats  verzameld  gezien  ;  want  
 be hal ven  die  ,  welke  in  kanos  naar  ons  toe  ge-  
 koomen  waren  ,  was  geheel  het  flrand  van  de  
 baai  met  aanfchouwers  bedekt,  en  veele  honderden  
 zwommen  om  de  fchepen  als  fchoolen  
 visfchen.  Dit  zonderling  toneel  moest  ons  ten  
 hoogden  trelfen,  en  daar  waren  misfchien weinige  
 aan  boord  ,  die  het  zig  nu  beklaagden  dat  wij  
 ons  in  onze  poogingen,  om  een  Noorder  door-  
 togt  naar  het  vaderland  te  vinden  ,  laatstleden  
 zomer  bedrogen  gevonden  hadden.  Aan  deeze  
 mislukking  waren  wij  het  verfchuldigd  dat  wij  
 het  in  onze  macht  hadden  de  Sandwich’ Eilanden  
 andermaal  te  bezoeken  ,  en  onze  reis  met  eene  
 ontdekking  te  verrijken,  die,  fchoon  de  laatlïe,  
 in  veele  opzigteti,  de  gewigtigfte  fchijnt  te  
 zijn  ,  die  tot  hier  toe  door  Europeaanen  in  
 XI.  D e e l .  D d   de