
 
		Breedte  70°  33'  was,  1970  41'  Lengte  opleverden. 
   Het  uurwerk  gaf voor denzelfden  tijd  198®  
 o p ,  en  de  afwijking  van  het  kompas  was  35®  
 i  22  O.  Wij  hadden  naderhand  reden  om  te  
 gelooven  dat  de  waargenoomen  Lengte maar  zeer  
 weinige  Engelfche  mijlen  van  de  waarheid  ver-  
 fchilde. 
 Kort  voor  den  middag  zagen  wij  eene  helderheid  
 aan  denNoorder  horizont,  gelijk  die^  welke  
 door  ijs  wordt  teruggekaatst  en  gemeenlijk  ijsblink  
 genaamd  wordt.  Wij  floegen  ’er  weinig  
 acht  op  ,  omdat  wij  dagten  dat  het  niet  waar-  
 fchijnlijk  was  dat  wij  zoo  vroeg  ijs  zouden  ontmoeten  
 ;  en  egter  fcheenen  de  fcherpte  van  de  
 lucht  en.  de  donkerheid  van  het  weder  zedert  
 twee  o f  drie  dagen  de  eene  o f  andere  fchielijke  
 verandering  te  kennen  te  geeven.  Omtrent  een  
 uur  daarna  liet  het  gezigt  van  een  groot ijs - veld  
 ons  niet  langer  in  twijfel  omtrent de  oorzaak  van  
 de  helderheid  aan  den  gezigteinder.  Ten  half drie  
 uuren  wendden  wij  digt  aan  den  rand  van  het  ijs  
 in  twee  en  twintig  vademen  water,  zijnde  toen  
 op  70°  41'  Breedte,  niet  in  ftaat  zijnde  verder  
 voort  te  zeilen ;  want  het  ijs was geheel  ondoordringbaar  
 en  ftrekte  zig  uit  van  W.  ten  Z.  tot  
 O.  ten  N.  zoo  verre  het  oog  reiken  kon.  Hier  
 was  overvloed  van  zee -paerden,  enige  in  het  
 water,  maar  veel  meer  op  het  ijs.  Ik  meende  
 de  floep  over  boord  te  zetten  om  ’er  enige  van 
 te 
 te  dooden,  maar  den  wind  opfleekende,  liet  ik  
 dat  voorneemen  vaaren  en  bleef Zuidwaarts  Iavee-  
 ren,  of  liever Westwaarts,  alzoo  de  wind  uit die  
 ftreek  waaide. 
 Wij wonnen niets;  want  den  agttienden  op  den  
 middag  was  onze  Breedte  700  44'  en  wij  waren  
 omtrent  vijf  mijlen  verder Oostwaarts.  Wij  
 waren  nu  aan  den  zoom  van  het  ijs,  dat  zoo  
 digt  als  een  muur  was  en  ten  minden  tien  of  
 twaalf  voeten  hoog  fcheen  te  zijn ;  maar  verder  
 Noordwaarts  geleek  het  nog  veel  hooger  ;  des-  
 zelfs  oppervlakte  was  zeer  ongelijk  en  wij  zagen  
 aer  hier  en  daar  water - plasfen  op. 
 Nu  duurden  wij  Zuidwaarts  ,  en  ,  zes  mijlen  
 voortgeloopen  zijnde,  verminderde  de diepte  van  
 het  water  tot  zeven  vademen,  maar  kort  daarop  
 verdiepte  het  weder  tot  negen  vademen.  Op  
 deezen  tijd  het  weder,  dat dampig  geweest was,  
 een  weinig  opklaarende,  zagen  wij  land,  dat  zig  
 van  Z.  tot  Z.  O.  ten  O.  uitdrebte, omtrent  drie  
 of  vier Engelfche  mijlen  van  ons.  Het  Oostlijk  
 eind  vormt  eene  punt,  die  zeer  met  ijs  bezet  
 was,  waarvan  zij  den  naam  van  Ijs -K a a p   verkreeg. 
   Zij  ligt  op  70°  29'  Breedte  en  op  198°  
 20'  Lengte.  Het  ander  eind  van  het  land  verdween  
 in  den  horizont,  zoo  dat  ’er  geen  twijfel  
 ban  zijn  of  het  is  eene  verlenging  van  de  kust  
 van Amerika.  De Ontdekking omtrent eene Engelfche  
 mijl  agteruit  en  aan  lij  van  ons  zijnde,  vond  
 S  3  min