De /peer heefc gemeenlijk eene lange punt, vafi
been gemaakt. Sommige van de pijlen hebben
ijzeren punten; maar de punten waren meest van
been , dat getand was. De bijl is van fteen, zes
of agt duimen lang, aan een eind gepunt, en het
ander eind in een houten handvatfel vastgezet.
D it handvatfel gelijkt het hoofd en den hals van
een mensch , en de fteen is in den mond vastgemaakt
, zoo dat hij eene ontzagchelijke lange
tong verbeeldt. Om de gelijkenis nog fterker te
maaken , is ’er ook menfchen hair aan gezet.
Dit wapen noemen zij taaweesh of tsuskeeah.
Zij hebben een ander fteenen wapen, feeaik genaamd,
negen duimen of een voet lang, met eene
vierkante punt.
Uit het aantal van fteenen en andere wapenen
zouden wij bijna moeten befluiten dat het hunne
gewoonte is van digt bij te vegten, en wij hadden
maar al te overtuigende bewijzen dat hunne oorlogen
menigvuldig en bloedig zijn uit het groot
aantal menfchen fehedels, die zij te koop bragcen.
Hunne manufa&uuren en werktuiglijke konften
zijn veel uitgeftrekter en fchranderer bedagt, hetzij
men lette op den aanleg o f op de uitvoering,
dan men zoude hebben mogen verwagten van de
natuurlijke imborst van dat volk, en de weinige
vorderingen, welke de befchaaving in andere op-
zigten onder hen gemaakt heefc. De linnen en
wollen klederen, met welke zij zig bedekken,
moemoeten
noodwendig hunne eerfte zorg naar zig
trekken, en zijn de voornaamfte van die, welke
onder de manufaduuren kunnen gerekend worden.
De eerfte worden gemaakt van den bast van eenen
pijnboom , die tot hennip geklopt worde. Hij
wordt niet gefponnen, maar, als hij behoorlijk
toebereid is, wordt hij uitgefpreid op een ftok,
die dwarsch aan twee andere, welke regtop ftaan,
wordt vastgemaakt. Hij is op zulk eene wijze
gefteld dat de werkfter, die bij dit eenvoudig
werktuig op haare hurken zit, ’er dwarsch door
breidt met dunne gevlogten draaden, een hal ven
duim van malkanderen. Schoon het pu daardoor
niet zoo digt of vast is als geweeven doek, maaken
de vezelen tusfehen de knoopen het ondoordringbaar
genoeg voor de lucht door de tusfehen-
wijdten te vullen, en dan heefc bet nog het voordeel
van zagcer en buigzaamer te zijn. De wollen
klederen, fchoon waarfchijnlijk op dezelfde
wijze gebreid, hebben de grootfte gelijkenis naar
geweeven doek. IHaar de verfchillende figuuren,
die ’er zeer konftig in gevlogten zijn, doen zien
dat zij niet op een getouw gewerkt zijn 9 alzoo
het ten hoogften on waarfchijnlijk is dat dit volk
zoo behendig zoude zijn van zulk een zaamen-
gefteld werk onmiddelijk met hunne handen te
verrigten. Zij zijn van verfchillende graaien
van fijnheid; fommige gelijken onze gröffte dekens,
en andere evenaaren bijna onze fijnfte foor-
F 3 ten,