
 
		inloopen,  gelijk  wij  toen  dagten  ,  twee  voetert  
 onder  water.  Maar  dit  hadden  wij  gelukkiglijk  
 mis,  want  wij  bevonden  naderhand  dat  het gelijk  
 met de oppervlakte van  het water,  zoo  niet ’er boven, 
   was,  als  het  fchip  regt lag.  Het  was naauw-  
 lijks  ontdekt  of  wij  vonden  de  viseh- kamer  vol  
 water  en  de  vaten  ’er  in  drijvende;  maar  dit was  
 grootendeels  daaraan  toetefehrijven  dat  het water  
 niet  naar  de  pompen  kon  loopen  door  de  kolen,  
 die  op  den  vloer  van  die  kamer  lagen;  want  na  
 dat  het  water  ’er  uit  gefchepc  was,  dat  ons  tot  
 middernacht  bezig  hield,  en  zijn  weg  regtftreeks  
 van  het lek  naar  de pompen gevonden had,  bleek  
 het  dat wij het  met  eene  enkele pomp  lens  konden  
 houden,  hetwelk  ons  niet  weinig  genoegen  gaf.  
 In  den  avond  liep  de  wind  Zuidlijk,  en  deszelfs  
 grootfte  woede  begon  te  bedaaren  ,  waarop  wij  
 bet  mars-zeil  en  twee  bram-zeilen  met  alle  de  
 ree ven  bij  haalden  en  westwaarts duurden;  maar  
 ten  elf  uuren  begon  het  weêr  fterker  te waaien,  
 dat  ons  noodzaakte  de  bram-zeilen  te  ftrijken  
 tot  den  volgenden  morgen  ten  vijf  uuren,  wanneer  
 de  itorm  begon  te  bedaaren,  zoo  dat  wij  
 dezelve  wederom  konden  bij  haaien. 
 Nu  begon  het  weder  op  te  klaaren,  en  thans  
 verfcheiden  mijlen  om  ons henen  kunnende zien,  
 Huurde  ik  meer  noordwaarts.  Op  den  middag  
 was  onze  Breedte,  volgens  waarneeming,  50°  1', 
 en 
 'en  onze  lengte  229°  26'  (*).  Nu  ftuürde  ik  
 N.  W.  ten  N.  met  eene  frisfe  koelte  uit  het  
 Z.  Z.  O.  en  fraai  weder.  Maar  des  avonds  ten  
 negen  uuren  begon  het  weêr  flerk  te  waaien,  
 met  rukwinden  en  regen.  Met  zulk  weder  en  
 den  wind  tusfehen  Z.  Z.  O.  en  Z.  W.  hield  ik  
 dezelfde  koers  tot  den  dertigden*  ten vier uuren  
 in  den  morgenftond,  wanneer  ik  N.  ten  W.  
 ftuurde,  om  weder  in  het  gezigt  van  het land  te  
 koomen.  Het  fpeet  mij  indedaad  zeer  dat  ik  dit  
 niet eerder  hadde  kunnen  doen,  om  de  baarblijk-  
 lijke  reden  dat  wij  nu  voorbij  de  plaats  voeren  
 daar  de  aardrijkskundigen  de gewaande  Straat van  
 den  admiraal  d e   f o n t e   geplaatst  hebben  ( f ) .   
 Wat  mij  belangt,  ik  floeg  geen  geloof aan  zulke  
 losfe  en  onwaarfchijnlijke  vertellingen,  die haare  
 eigene  wederlegging  medebrengen;  maar  ik  was  
 egter  zeer  begeerig om  in  het gezigt  van  de Ame*  
 rikaanfche  kust  te  blijven,  om  dit  ïluk  buiten  
 alle  tegenfpraak  optehelderen;  maar  het  zou  zeer  
 onvoorzigtig  van  mij  geweest zijn  het  land aante-  
 doen  met  zulk  een  ftormachtig  weder  ,  of  het  
 voordeel  van  eenen  voordeeligen  wind  te  laaten 
 voor- 
 ( * )   Het  zal  niet  nodig  zijn  hier  en  in  de  volgende  
 bladeren  van  dit  deel  telkens  te  kerhaalen  dat  de  Breedte  
 overal  eene  Noofdlijke  en  de  Lengte  eene  Oostlijke  is. 
 ( t )   Zie  d e l i s l e   cart.  Générale  des  Decouvertes  de  
 PAdmiral  d e   F o n t e   & c.  Par.  1752  en  veele  andere  
 kaarten. 
 X I .  D e e l . H