fchepen rijklijk van hou? voorzien en hadden
omtrent twaalf tonnen water bij elk aan boord
gebragt.
Den veertienden wierd ’er eene bende volks aan
wal gezonden om bezems te fnijden, waaraan wij
gebrek hadden, en takken van dennen, om bier te
brouwen. Tegens den middag deeden wij hen
alle weder aan boord koomen ; want de wind,
die aangewakkerd was, had zulk eene branding
op het ftrand veroorzaakt, dat de floepen niet
meer, zonder groote moeite, aan land konden
koomen. Naardien wij nog enigen twijfel hadden
nam de vrouw beiden mijne handen , drukte die op zijn
hart, en hield die daar enigen tijd, terwijl zij de eene of
andere ongelukkige gefchiedenis van haar gezin verhaalde, 1
fomtijds op haaren man, fomtijds op eenen zeer mismaal?
ten kreupele , tot het gezin behoorende, en fomtijds op
haar kind wijzende. Ik kogr alle de visch die zij hadden ,
beftaande in zeer fraaien zalm, zalm - forellen en harders,
die zeer getrouw wierden afgeleverd aan den man, dien ik
’ er om zond. De man was omtrent vijf voeten en twee duimen
hoog en wel gemaakt; hij was van eene ligte koperkleur
; zijn hair was zvyart en kort, en hij had weinig baard,
Hij had twee gaten in zijne onderlip , maar daar Haken
geene verfierzelen in, De vrouw was kort en in een gedrongen
met een bol rond aangezigt, droeg een wambuis van
rendieren-vellen met eeu groote kaproen ’eraan, en had wijde
laerzen aan. De tanden van beiden waren zwart, en zagen
*er uit als o f zij tot het tandvleesch toe afgevijld waren,
P e vrouw was van de lip tot de kin beprikt.”
den of de kust, waarop wij nu waren, tot een
ei lknd of tot het vaste land van Amerika behoorde
, en de ondiepte van het water ons buiten
ftaat Helde dit met onze fchepen te beflisfen, zond
ik Luitenant r in g af met twee floepen onder zijn
bevel, om zoodanig onderzoek te doen , dat
wij daaromtrent niet meer zouden kunnen ver-
fchillen (*). Den volgenden dag Haken de fchepert
( * ) Kapitein ring is zoo goed geweest van zijne Inftruc*
tién bij deeze gelegenheid en de bijzonderheden van dever-
moeienisfen, die hij onderging in dezelve ter uitvoer te
brengen, mede te deelen.
„ Gij moet Noordwaarts vaaren tot het eind van de punt,
„ die wij laatstleden woensdag gezien hebben, o f wat ver-
„ der, als gij het nodig oordeelt; daar zult gij landen en
„ tragten van de-hoogten te ontdekken of het land, waarop
gij z ijt, en dat wij onderflellen het eiland Alashka te zijn,
„ waarlijk een eiland z ij, o f aan het land in het Oosten, dat
„ wij onderflellen het vaste land van Amerika te zijn, vast
„ zij. Is het eerfte waar, dan moet gij de diepte van het
„ water in het kanaal tusfchen beiden peilen, en onderzoe-
,, ken van welken weg de vloed koome. Doch zoo gij be-
„ vindt dat de twee landen aan malkanderen vast zijn, zult
»» gij geen’ tijd verfpillen met peilen, maar u terug naar het
„ fchip fpoeden, dat gij ten anker zult vinden bij de land-
„ punt, onder welke wij laatstleden vrijdag geankerd zijn
„ geweest. Zoo gij befpeurt dat het weder verandering ten
„ kwaade dreigt, dan zult gij naar het fchip terug keeren,
„ al hebt gij den dienst, waartoe gij zijt gezonden, niet
„ ter uitvoer gebragt. En gij zult in alle geval niet langer
„ daar aan befteeden dan vier of vijf dagen, maar hoe eer-
» * r