
 
		5 0   [ ^ W / 1 7 7 8 ]   R E I Z E   NAAR  DEN 
 gen  *er  geene  monfters  van,  en  kunnen  dus  ook  
 niet  ftellig  bepaalen  uit  welke  deelen  dezelve  
 zaamgefteld  zijn. 
 Behalven den  fteen  of de  rots, waaruit de bergen  
 en  kusten  beftaan,  die  fomtijds  ftukken  zeer grove  
 kwarts  bevatten,  vonden  wij  onder  de  inboorlingen  
 dingen  van  eenen  harden  zwarten  graniet-  
 fteen  gemaakt,  fchoon  niet  zeer  vast  of  fijn  van  
 korrel,  eenen  graauwachtigen  wet-fteen  ( * ) ,   
 den  gemeenen  olie-fteen  van  onze  timmerlieden  
 in  grover  en  fijner  ftukken,  en enige zwarte  ftukken  
 fteen,  die  weinig  minder  dan  de  toets-fteen  
 zijn.  De  inboorlingen  gebruiken  ook  bet  door-  
 lchijnend  bladerig  glimmer  of  Muscovisch  glas,  
 een  bruin  bladerig  of  ijzer-houdend  glimmer,  
 en  zij  bragten  ons  fomtijds  ftukken  rots-krijstal,  
 die  vrij  helder  waren.  De  twee  eerfte  zelf-  
 ftandigheden  worden  waarfchijnlijk  digt  bij  deeze  
 plaats  gevonden,  alzoo  zij  die  in  aanmerklijke  
 menigte  hadden  ;  maar,  het  laatfte  fchijnt  van  
 eenen  grooteren afftand  aangebragt  te worden,  of 
 het 
 Wet ft een  ,  olie-fteen  ,  toets-fteen  zijn  ,  gelijk  be*  
 feend  is,  onbepaalde  benaamingen,  die  enkel  op  het  werktuiglijk  
 gebruik  betrekking  hebben;  zij  kunnen  egter,  uit  
 gebrek  aan  eene  naauwkeuriger  otnfchrijving  ,  niet  met  
 mineralogifche  naamen  verwisfeld  worden. 
 6 .  F O R S T E R.