den voet van den berg wat grooter ; maar daar
wierd een evenredig gedeelte van den berg onder
gerekend.
Deeze zaak tot genoegen van alle de belanghebbende
gefchikt zijnde, floeg ik eene tent aan
wal op, zettede eene post uit, en (lelde de fterre-
kundige werktuigen. De timmerlieden van beiden
de fchepen wierden ook aan het werk gezet
om een klein huis voor om ai te bouwen, waarin
hij de Europifche goederen, die hem in eigendom
toebehoorden, konde bergen. Daar wierden tegelijk
ook enige handen gebruikt om een tuin
voor hem te maaken , pompelmoezen, wijngaarden,
ananasfen, meloenen en de zaaden van
verfcheiden andere gewasfen te planten, welke ik
het genoegen had alle in eenen bloeienden ftaat te
zien voor ik het eiland verliet.
O m a i begon nu ernftig op zijne eigen zaaken
te denken , en had hartlijk berouw over zijne
kwalijk begrepen mildheid op Otahiii. Hij vond
op Huaheine eenen broeder, eene zuster en een’'
fchoonbroeder ; de zuster was getrouwd, maar
deeze plunderden hem niet, gelijk zijne andere
nabeflaanden gedaan hadden. Het (peet mij egter
te ontdekken dat, fehoon zij te braaf waren om
hem nadeel toe te brengen, zij egter van te weinig
aanzien op het eiland waren om hem enig goed te
doen. Zij hadden noch gezach noch invloed genoeg
om zijnen perfoon of eigendom te befchermen,
men , en in deezen hulploózen toeftand had ik
weder te vreezen dat hij groot gevaar liep van
alles , wat hij van ons gekregen had, beroofd
te worden zoo dra hij ons niet meer bij de hand
zoude hebben , om zijne landslieden tot een
goed gedrag te dwingen door een onmiddelijk
beroep op onze onwederftaanbaare macht.
Een mensch, die rijker dan zijne gebuuren is,
zal voorzeeker benijd worden door veele , die
hem gaerne tot eene gelijkheid met hun gebragt
zagen. Maar in landen, daar de befchaaving, de
wet en de godsdienst de menfchen in bedwang
houden, hebben de rijken eenen redenlijken grond
van gerust te fijn. Naardien ’er ook in alle zulke
maatfc hap pijen eene verlpreiding van eigendom
is , behoeft geen enkel perfoon te vreezen dat de
poogingen Van alle de armere ingezetenen zig
ooit konnen verèenigen om hem boven andere,
die ook de voorwerpen van nijd zijn , te be-
nadeelen. Met oMa i was het geheei anders gefield.
Hij moest leeven onder dezulke, welken
enig ander begïnzel van handelen dan de on*
middelijke aandrift van hunne natuurlijke hartstochten
grootendeels vreemd is. Doch, dat zijn
voornaamst gevaar uicmaakte, hij ftond geplaatst
te worden in den zeer zonderlingen toeftand van
de eenigfte rijke te zijn in de maatfchappij, tot
welke hij zoude behooren. En , naardien hij,
door eene gelukkige gémeenfchap met ons, eene
K z groo