
 
		goeden  ftaac  te  onderhonden  ,  zijnde  de  meeste  
 hunner  mor ais  in  eenen  (laat van verval,  en baar-  
 blijklijk  tekenen  van  verwaarloozing  draagende.  
 Het  volk  van  Atooi  begraaft  weder  hunne  ge-  
 meene  dooden  en  hunne menschlijke  offerhanden,  
 gelijk  op  Tongataboo;  maar  zij  gelijken  die  van  
 Otahiii  in  den  flordigen  (laat  van  hunne  gods-  
 dienflige  plaatfen  en  in  het  offeren  van  vrugten  
 en  dieren  aan  hunne  Goden. 
 De  taboo  heerscht  ook  op Atooi  in  zijne  volle  
 uitgeftrektheid,  en  ,  naar  het  fchijnt,  met  veel  
 meer  geftrengheid dan  zelfs op  Tongataboo,*  want  
 het  volk  alhier  vroeg  altijd  met  veel  nadruk  en  
 als  of  het  in  vrees  ware  van  ons  te  zullen  beledigen  
 ,  of  enig  bijzonder  ding,  dat  zij  bezien  
 wilden  ,  of  dat  wij  hun  wilden  toonen  ,  taboo,  
 of,  gelijk  zij  het  woord  uitfpraken,  tafoo ware?  
 De  maia,  rad  ,  o f   de  verboden  ardjkelen  van  
 de  Sociëteit-Eilanden,  fchoon  ongetwijfeld  hetzelfde, 
   fcheen  niet  zoo  geftreng  bij  hen  in  acht  
 genoomen  te  worden  ,  behalven  met  opzigt  tot  
 de  dooden,  omtrent  welke  zij  ons  voorkwamen  
 bijgelooviger  te  zijn  dan  alle  de  andere.  Maar  
 deeze  zijn  omftandigheden,  met  welke  wij  nog  
 niet  genoegzaam  bekend  zijn  om  ’er  over  te  be-  
 fiisfen  ,  en  ik  zal  alleenlijk  aanmerken,  om  de  
 gelijkheid  in  andere  zaaken  ,  die  met  den  godsdienst  
 verknogt  zijn,  te  toonen  ,  dat  de  priesters  
 of  Tahounas  hier  zoo  talrijk  zijn  als  op  de 
 Mi» 
 andere  eilanden  ,  zoo  wij  dit  mogen  opmaaken  
 uit  het  aantal,  dat  wij  ,  geduurende  ons  kort  
 verblijf,  hun  poore  of  gebed  zagen  opzeggen. 
 Doch  welke  gelijkenis  wij  ook  mogten  ontdekken  
 in  de  zeden  van  het  volk  van  Atooi  in  
 het  algemeen  met  die  van  Otahiti,  was  zijegter  
 minder  treffende  dan  de  overeenkomst  tusfchen  
 hunne  taaien.  De  taaien  van deeze  twee plaatfen  
 mogen  met  recht  gezegd  worden  woord  voor  
 woord  dezelfde  te  zijn.  Het  is waar,  wij merkten  
 fomtijds  op  dat  bijzondere woorden even  zoo  
 uitgefprooken  wierden  als  wij  die  op  Nieuw  
 Zeeland en de  Vrienden * Eilanden gevonden  hadden  
 ;  doch  fchoon  alle  vier  de  tongvallen  onbetwistbaar  
 dezelfde  zijn,  heeft  dit  volk  noch  de  
 fterke  uitfpraak  uit  de  keel  van  de  eerfle,  noch  
 die  uitfpraak  in  eenen  minderen  graad  ,  die  de  
 laatfte  onderfcheidt,  en  zij  hebben  niet  alleen  
 de  zagte  wijze  van  fpreeken  van  de  Otahkiers  
 met  het  vermijden  van  harde  woorden  aange-  
 noornen  ,  maar  zelfs  den  geheelen  tongval  van  
 hunne  taal  ,  niet  alleen  dezelfde  bijvoegzels  en  
 voorzetzels  bij  hunne woorden  gebruikende, maar  
 ,ook  dezelfde  maat  en  toon  in  hunne  gezangen,  
 fchoon  op  eene wat  onaangenaamer wijze.  Daar  
 fchijnt,  als  men  het  eerst  hoort,  enig  onder-  
 fcheid  in  voor  het  oor  van  eenen  vreemdeling;  
 maar  men  moet  ook  in  aanmerking  neemen  dat  
 het  volk  van  Otahiti  uit  hunnen  geduurigen  om»  
 Bb  3  gang 
 Ja