gloeiend vuur. Zij bleeken eene nieuwe fooW
van Onheus of pisfebed te zijn, en wierden door
den Heer and er son (wien wij deeze befchrij-
ving van dezelve verfchüldigd zijn) naar hunne
„eigenfehappen Onheus fulgens of lichtende pisfebed
genoemd ; dit diertjen bragt waarfchijnlijk
mede dat licht voort, dat men dikwijls bij nacht
in zee om de fchepen ziet. Denzelfden dag ftree-
ken twee groote vogelen op het water bij het
fchip. De eene was de groote ftormvogel of
de Quebrantahuesfos, Procellaria maxima, en
de ander , die weinig meer dan half zoo groot
was, fcheen van het albatrosfen gedacht te zijn.
Het bovenst gedeelte van zijne vleugelen en de
tip van zijn’ ftaert waren zwart en het overige
wit; de fnavel geelachtig; over het geheel geleek
hij niet kwalijk naar den zee-meeuw, fchoon
hij grooter was.
Den zesden, op den middag, op 440 10" Noon-
der Breedte en op 2341 graaden Ooster Lengte
zijnde. zagen wij twee zee - honden en verfcheiden
walvisfehen, en den volgenden morgen, bij het
aanbreeken van den dag, kreegen wij de kust van
JSieuw Albion ( * ) , waarnaar wij zoo lang reikhalzend
üitgezien hadden , in het oog, zig op
tien of twaalf mijlen afftands van het N. O. naar
hec
(*) Dit gedeelte van de west-kust van Noord-Amerika
is aldus door fr. » rake genoemd geworden.