
 
		Den  volgenden  morgen  vroeg  zond  ik  eene»  
 van  oma i s  bedienden  naar mahe in ë ,  met  deeze  
 Heilige  boodfchap,  dat,  zoo  hij  in  zijne  weigering  
 volhardde,  ik  hem  geene  enkele  kano  op  het  
 eiland  zoude  o verhaten,  en  dat  hij  kon  ftaat maa-  
 ken  op  de  voortduuring  van  vijandlijkheden  zoo  
 lang  hij  het  geftoolen  dier  in  bezit  hield.  En  
 opdat  de  boodfchapper  zien  moge  dat  het  mijn  
 ernst  was,  zond  ik ,  voor  hij  mij  verliet,  den  
 timmerman  om  drie  of  vier  kanos  afcebreeken,  
 die  in  het  diepst  van  de  haven  op  den  wal  lagen;,  
 De  planken  wierden  aan  boord  gebragt,  om  te  
 dienen  tot  het  bouwen  van  een  huis  voor  omai   
 ter  plaatfe  daar hij  zig  meende  ter neder  te  zetten.  
 Ik  gong  vervolgens  met  eene  genoegzaame  bedekking  
 naar  de  naaste  haven,  daar  wij  nog  drie  
 o f   vier  kanos  afbraken  en  even  zoo  veele  verbrandden  
 ,  en  toen  keerden  wij  des  avonds  omtrent  
 zeven  uuren  weder  naar  boord.  Bij  mijne  
 aankomst  bevond  ik  dat  de  geit  omtrent een  half  
 uur  te  vooren  terug  gebragt  was,  en  bij  onderzoek  
 bleek  het  dat  zij  van  dezelfde  plaats  ge-  
 koomen  was  daar  de  inwooners mij  daags  te  voorren  
 gezegd  hadden  dat  zij  ’er  niets  van  wisten»  
 Doch  ingevolge  van  de  boodfchap,  door  mij  ia  
 den morgen aan het  Opperhoofd  gezonden, wierd  
 bet  voorzigtigst  geacht  niet  langer  met  mij  den  
 Jpot  te  drijven  (*).  Dus 
 Deeze  geit  had de  wakkere coqi  met  het  vernielen 
 va® 
 Dus  eindigde deeze lastige  en  ongelukkige  zaak,  
 die  de inboorlingen  niet  meer  konden  bejammeren 
 dan 
 van  een  dozijn  huizen  en  vaartuigen  indedaad  wat  duur  ge-  
 kogt.  Doeh,  voor  zoo  veel  ik  ’er  over  kan  oordeelen,  
 valt  hetgeen  in  zijn  gedrag  te  berispen  mogt  fchijnen  niet  
 zoo  zeer  tot  zijnen  laste  als  tot  dien  van  de  Europeaanen,  
 welke  door  hebzugt  o f  ftaatkunde,  o f  door  edele  weetgierigheid  
 tot  ontdekking  -  reizen  worden  aangefpoord.  
 Voorvallen  van  deezen  aart  zijn,  als  men  de  zaaken  koelbloedig  
 beoordeeld,  van  zulke  reizen  onaffcheidbaar,' en  
 co oK S   oogmerken  waren  in  het  tegenswoordig  geval  voor-  
 zeeker  zoo  redenlijk  geineend,  dat  men  hem  zelfs  beklaa-  
 gen  moet  dat  hij  het  nodig  vond  ernst  en  geftrengheid  te  
 gebruiken.  De  overige  Sociëteit  Eilanden,  werwaans  de  
 reis  gong,  moesten  met  dit  vee  bevolkt  worden,  en  buiten  
 dat  was  het  van  het  grootfte  belang  dat  onze  reizigers  zig,  
 niet  ongeftraft  lieten  befteelen  ,  opdat  niet  ,  door  al  te  
 groote  toegeevendheid  ,  eens  een  gewigtiger  voorval  van  
 deezen  aart  gebeuren  mogt  en  nog  veel  geftrengere  iraat-  
 regelen  noodzaaklijk  maaken.  Daarenboven  was  men  op  
 de  eilanden  Huaheine  en  o  Raietea  ( o f   Ulietea  ,  gelijk  
 men  verkeerdlijk  fchrijft)  niet  zoo  duidlijk  van  de  macht  
 der  Europeaanen  overtuigd  geworden  als  op  Otahiti  ,  en  
 diesvolgens  waren  ’er  verfcheiden  reizen  verdrietige  ge-  
 beurtenisfen  voorgevallen,  die weinig  van  openbaare  vijand*  
 lijkheden  verfchilden.  Gevolglijk  was  een  voorbeeld,  dat  
 bewees  dat  de  vreemdelingen  zig  recht  wisten  te  verfchaf-  
 fen,  in  Eimeo  niet  zoo  geheel  kwalijk  geplaatst,  alzoo  de  
 inwooners,  door  de  nabijheid  van  Otahiti  ,  beter  dan  de  
 bewooners  van  andere  eilanden  Wisten  hoe  machtig  de  
 Europeaanen  waren  ,  en  dus  ook  geen’  wederftand  waag'-  
 den.  Men  kan  het  niemand  kwalijk  neemen  ,  dat  h ij, 
 I  3 on