
 
		38©  \F&br.  1778.]  R E I Z E   n a a r   d e n 
 de  tekening  van  den  Heer  w e b b e r   (*)  zal  der-  
 zelver  gedaante  naauwkeuriger  verklaaren  dan  ik  
 met  woorden  doen  kan.  Alzoö  zij  niet  meer  
 dan  vijfden  of  agttien  duimen  breed  zijn,  hebben  
 die,  welke  alleen  bevaaren  worden  (want  fora-  
 tijds  voegen  zij  ’er  twee  aan  een,  gelijk  op  de  
 andere  eilanden}  uitleggers,  die  met  meer  oordeel  
 gevormd  en  aangebragt  zijn  dan  alle  die  ik  
 te  vooren  gezien  had.  Zij  worden  geroeid  met  
 roei* fpaanen, zoo  als wij  over het algemeen gezien  
 hadden,  en  fommige  hebben  een  ligt  driehoekig  
 zeil, gelijk dat van  de Vrienden-Eilanden, aaneen  
 masten  fpriet  vastgemaakt.  De  touwen,  die  zij  
 in  hunne  booten gebruiken, en  de  dunner  koorden  
 voor  hun  visch-tuig,  zijn  llerk en  goed gemaakt. 
 Dat  wij  van  hunnen  landbouw  zagen  leverde  
 genoegzaam  bewijs  op  dat  zij  geene  nieuwlingen  
 in  deeze  konst  zijn.  De  groni  in  de  vallei was,  
 gelijk  reeds  gezegd  is,  eene  doorgaande  plantagie  
 van  taro  en  enige  weinige  andere  dingen  ,  die,  
 naar  allen  fchijn,  wel  behandeld  wierden.  De  
 aardappelen - velden  en  de  velden  met fuiker • riet  
 o f   plataanen  op  de  hooger  gronden  zijn  even  
 regelmaatig  beplant,  en  altijd  in  de  eene  of  andere 
 Ziet  de  Plaat  verheeldende TEREOBoa Korting  van  
 Owhyhee  Kapitein  cook  gefchenken  brengende  en  die,  
 waarop  een  vaartuig  van  de  Sandwich-Eilanden  ,  welks  
 roeijers gemaskerd  z i jn ,  die in  een  der  volgende  deelen  zul*-  
 len  voorkoomen. 
 STIDLENOCEAAN.  [Febr.  1^78.]  38f 
 dere  bepaalde  figuur  ,  gemeenlijk  ineen  gelijk  
 of  in  een  langwerpig  vierkant;  doch  geene  van  
 alle  zijn  door  enige  affchutzels ingefloten,  tenzij  
 men  de  greppels  in  de  laage  gronden  daar  voor  
 wil  rekenen  ,  welke  het  meer  waarfchijnlijk  is  
 dat  beflemd  zijn  om  water  aan  de  taro  te  bren-  
 gen.  De  groote  hoeveelheid  en goede  hoedanigheid  
 van  deeze  artijkelen  mogen  misfchien  ai  
 zoo  veel  worden  toegefchreven  aan  eenen  kun-  
 digen  landbouw  dan  aan  natuurlijke  vrugtbaar-  
 heid  van  den  grond,  die  beter  voor  dezelve  ge-  
 fchikt  fchijnt  dan  voor  brood -vrugt  of  kokos-  
 nooten-boomen,  zijnde  de  weinige,  die wij  van  
 deeze  laatlle  zagen  ,  niet  in  eenen  bloeienden  
 ftaat,  hetgeen  genoegzaame  reden  zal  geeven  
 waarom  men  den  aanbouw van  de  andere  artijkelen  
 den  voorrang  g a f ,  fchoon  zij  meer  ‘arbeid  
 kosten.  Doch  ondanks  deeze  bekwaamheid  in  
 den  landbouw,  toonde  egter  het  algemeen  voorkoomen  
 van  het  eiland  dat  het  voor  veel  uit-  
 geftrekter  verbetering  vatbaar  was  en  ten minften  
 driemaal  zoo  veele  inwooneren  als  ’er  thans  op  
 leeven  ,  zoude  kunnen  voeden,  want  verre  het  
 grootfte  gedeelte  ,  dat  nu  geheel  woest  lig t,  
 fcheen  zoo  goede  grond  te  zijn als  die gedeelten,  
 welke  bebouwd  worden.  Wij  moeten  dan  daaruit  
 befluiten  dat  dit  volk  ,  uit  eene  oorzaak,  
 welke  wij  door  ons  te  kort  verblijf  onder  hen  
 niet  in  ftaat  waren  uittevorfchen,  niet  zoo  fterk 
 n 
 mm 
 W 
 Sm 
 mi 
 S I I