fchoonzoon aan boord van de Refolutie. De drie
laatfte befloot ik te houden tot de twee weOsloopers
terug zouden gebragt zijn. Met dit inzigt
verzogt Kapitein c l brke ben bij hem aan boord
te koomen , en, floot hen, zoo dra zij in het
fchip waren, op in de kajuit. Het Opperhoofd
was bij mij toen hij zulks vernam. Hij gaf ’er mij
onmiddelijk kennis van, in onderftelling dat deeze
Hap buiten mijn weeten, en, gevolglijk, zonder
mijne goedkeuring gefchied ware. Ik onderrigtte
hem terflond anders, en toen begon hij voor zig
zelven bedugt te worden en zijne oogen drukten
den grootften angst uit. Doch ik ftelde. hem weldra
daaromtrent gerust met hem te zeggen dat hij
vrijheid had het fchip te verlaaten wanneer het
hem goed dagt, en zoodanige maatregelen te nee-
men als hij best zoude vinden om onze twee mannen
weder te krijgen; dat, zoo hem dit gelukte,
zijne vrienden aan boord van de Ontdekking zouden
overgegeeven worden, maarzooniet, dat ik
dan befloten had hen met mij weg te voeren. Ik
voegde ’er bij dat zijn gedrag, zoo wel als van
veele van zijn volk, met niet alleen deeze mannen
in hunne vlugt behulpzaam te zijn, maar zelfs nu
nog op dit tijdllip ijverig te zijn in het verleiden
van andere om hen te volgen, alle flappen, die
ik konde neemen om zulke dingen te fluiten, zoude
rechtvaerdigen.
Deeze verklaaring van de beweeggronden, volgens
gens welke ik handelde, en die wij middel vonden
OREO en zijn volk, dat tegenswoordig was,
volkoomen begrijpelijk te maaken, fcheen hen
grootlijks te doen bekoomen van dien algemeenen
fchrik , waarin zij in het eerst geftort wierden.
D och , zoo zij verlost waren van de vrees voor
hunne eigen veiligheid, bleeven zij egter in den
grootften angst voor degeenen, die gevangen waren.
Veele voeren met kanos tot onder de fpiegel
van de Ontdekking om derzelver gevangenfchap
te bejammeren, dat zij met lange en luidrugtige
uitroepingen deeden. P o e d o o a ! want zoo was
des Opperhoofds dogter genaamd, klonk van alle
kanten, en de vrouwen fcheenen met elkanderen
te wedijveren in het betreuren van haar lot, met
duidlijker uitdrukkingen van droefheid dan traa-
nen en jammerklagten, want daar was bij deeze
gelegenheid menige bebloede kop te zien.
O re o zelf hield zig niet op met vergeeffche
jammerklagten, maar begon onmiddelijk zijn best
te doen om onze wegloopers terug te krijgen,
door eene kano naar Rolctbolci te zenden , met
eene boodfchap aan op o on y , den Vorst van dat
eiland, hem kennis geevende van hetgeen ’er gebeurd
was, en hem verzoekende de twéé wegloopers
te vatten en terug te zenden. De bood-
fchapper, die geen minder perfoonaadjen was dan
de vader van p o o t o e , o r e 00s fchoonzoon,
kwam , voor hij vertrok, om mijne bevelen te
M 5 ver