
 
		Dit  zoo  geregeld  zijnde ,   lieten  wij  e t a r y   en  
 zijn  gezelfchap  aan  de  overdenking  yan  hunne  
 dwaasheid  over,   en  verzelde  o t o o   naar  eene  
 andere  plaats  daar  digt  b ij,  daar wij  de  bedienden  
 vaq  een  Opperhoofd  vonden,  welks  naam  ik  vergat  
 te  vraagen,  hem  met  een varken,  eene  bigge  
 en  een’  hond  ppwagtende  ,  als  gefchepken  van  
 hunnen  megster  aan  den Vorst.  Zij  wierden met  
 de  gewoone  plechtigheden  overgeleverd,  en  met  
 eene  plechtige aanfpraak,  waarin  de  fpreeker,  uit  
 naam  van  zijn’  meester,  naar o t  o os  gezondheid  
 en  naar  die  van  alle  de  grooten  ,  die  bij  hem  
 waren,  vernam.  Deeze  plichtpleeging wierd,  uit  
 naam  van  o t o o ,  op  eene  diergelijke  wijze  door  
 penen  van  zijne  ftaatsdienaaren  beantwoord  ,  en  
 toen  wierd  het  gefchil met Eimeo  behandeld  met  
 veele  redenen  voor  en  tegens.  De  afgevaer-  
 digden  van  dit Opperhoofd waren  voor  het  kragt-^  
 dadig  voortzetten  van  den  oorlog,  en  raadden  
 o t o o   eene  menschlijke  offerhande  te  olferen. 
 Aan  de  andere  zijde  verzettede  ’er  zig  een  
 Opperhoofd  ,  dat  o t o o  geftadig  verzelde  ,  tegens, 
   en,  naar  het  fcheen,  met  groote  kragt  van  
 redenen.  Dit  bevestigde  mij  in  de  gedagten  dat  
 o t o o   zelf  nooit  hartlijk  in  dien oorlog  geftemd  
 hadde.  Hij  ontvong  nu  bode  op  bode  van  
 ï  o w h a ,  die  hem  fterk  aandrong om  zig  tot  zijne  
 hulp  te  fpoeden.  Wij  wierden  onderrigt  dat  zijne  
 vloot,  als  ’t  ware,  door  die  van m a h e i n e  omlinfingeld  
 was ;  maar  dat  noch  de  eene  noch  de  
 andere  een  flag  durfde  waagen. 
 Na  dat wij  bij  otoo het middagmaal  genuttigd  
 hadden,  keerden  wij  naar Matavai  en  lieten  hem  
 te Oparre  agter.  Wij  wierden  deezen  dag  en  den  
 volgenden  zeer  foberlijk  van  vrugten  voorzien.  
 O too  dit  verneemende,  kwam  met  zijnen broeder, 
   die  vriendfchap  voor  Kapitein  c l e r k e  had  
 opgevat,  van  Oparre  tusfehen  negen  en  tien  
 uuren  in  den  avond  met  eenen  grooten  voorraad  
 voor  beiden  de  fchepen.  Dit  bewees  zijne  
 menschlievende  zorg  voor  ons  fterker  dan al  wat  
 hij  tot  nog  toe  voor  ons  gedaan  had.  Den  volgenden  
 dag  kwam  de  geheele  koninglijke  familie  
 met  gefchenken,  zoo  dat  onze  behoeften niet alleen  
 vervuld wierden,  maar  wij  ook meer  levensmiddelen  
 hadden  dan  wij  gebruiken  konden. 
 A l  ons  water  nu  aan  boord  hebbende,  en  de  
 fchepen  gekalefaat,  het  wand  herfteld  en  alles  in  
 orde  gebragt  zijnde,  begon  ik  te  denken om  het  
 eiland  te  verlaaten  ,  opdat  ik  nog  tijds  genoeg  
 overig  mogt  hebben  om  de  andere  in  deeze  na-  
 buurfchap  te  bezoeken.  Met  dit  inzigt  haalden  
 Wij  onze  werktuigen  en  verderen  toeftel  tot  het  
 doen  der  waarneemingen  van  land,  en  floegen  de  
 zeilen  aan.  Des  anderen  daags  *s morgens  vroeg  
 kwam otoo  aan  boord om mij  te  berichten,  dat  
 alle  oorlogs - kanos  van  Matavai  en  van  drie  andere  
 aangrenzende  diftriften  naar Oparre gongen , 
 F  4  om