ilaat op den ouderdom van t e e r e e t a r è e a
het tegenwoordig Opperhoofd van Huaheine.
Men kon aan hem zien dac hij niet boven tien of
twaalf jaaren oud was, en men verhaalde ons dat
zijn vader in een van de gevegten gefneuveld was.
Omtrent den tijd wanneer de oorlog begonnen
was hadden wij geene betere regel om te oor-
deelen dan deeze, dat de jonge lieden van omtrent
twintig jaaren, die wij ’er naar vroegen, kig
de eerfte gevegten naauwlijks herinneren konden”
en ik heb reeds gezegd dat om ais landslieden,
die wij te JVateeoo vonden, niets van deezen oor-
log wisten, zoo dat hij na hun vertrek was begonnen.
Zedert de verovering van Ulietea en Otaha zijn
de Bolabolaars bij hunne nabuuren altoos be-
fchouwd als onoverwinlijk, en zoo verre is hun
roem verfpreid, dat zij zelfs op Otahiti, dat bijna
buiten hun bereik is, zoo niet gevreesd, ten min-
flen geëerbiedigd worden om hunne dapperheid.
Men zegt dat zij in het gevegt nooit vlugten, en
dat zij een gelijk aantal van de andere eilanders
altoos Haan. Maar, behalven deeze voordeelèn,
fchijnen hunne nabuuren een groot deel toete- •
fchrijven aan de meerderheid van hunnen God,
die zij geloofden dat ons door tegenwinden te
Ulietea ophield, als niet willende dat wij een eiland
bezoeken zouden, dat onder zijne onmidde-
lijke befcherming Haat.
Hoe
Hoe hoog de Bolabolaars thans in achting zijn
op Otahiti kan men daar uit afneemen, dat het
anker van den Heer d e bougainvi l l e hun is
toegezonden. Aan dezelfde oorzaak moet men ook
hun voorneemen toefchrijven van den Spaanfchen
flier naar hun eiland te brengen, en zij waren
reeds in het bezit geraakt van eene derde Europi-
fche merkwaerdigheid, het mannetjen van een ander
dier, dat door de Spanjaards op Otahiti was
aangebragt. Wij hadden niet geweeten wat te
maaken uit de onvolkoomen befchrijving, welke
de inboorlingen ons van dat dier gaven ; maar
Kapitein c l e r k e s wegloopers verhaalden mij,
toen zij weder aan boord gebragt waren, dat het
dier hun daar getoond was, en dat het een ram
was. . Zelden koomt ’er uit het kwaad niet nog
enig goeds; zoo onze twee mannen niet weg-
geloopen waren, zou ik dit niet geweeten hebben.
Ingevolge van dit hun naricht, nam ik, toenik
naar land gong om opoony te fpreeken , eene
ooi mede naar land , die wij van de Kaap de
Goede Hoop hadden medegebragt, en ik hoop dat
ik door dit gefchenk den grondflag zal gelegd hebben
voor een ras van fchaapen op Bolabola. Ik
liet ook op Ulietea, onder het opzigt van ore o ,
een paar Engelfche varkens en twee geiten, zoo
dat niet alleen Otahiti, maar alle de nabuurige
eilanden, binnen weinig jaaren, hun ras varkens
zeer aanmerklijk zullen verbeterd zien, en waarfchijn