
 
		STILLEN  OCEAAN.  [Jan: 1778.]  313 
 zij  was  juist  zoo  geplaatst,  dat  wij  ’er  niet  bij  
 konden  koomen  ,  alzoo  zij  door  de  water-plas  
 van  ons  gefcheiden  was.  Naardien  ’er egter  nog  
 eene  andere  van  dat  flag  binnen  ons  bereik  was,  
 omtrent  eene  halve  Engelfche mijl  verre aan  onze  
 zijde  van  de  vallei,  begaven  wij  ons  naar dezelve  
 toe.  Zoo  dra  wij  ’er  kwamen,  zagen wij  dat  zij  
 in  eene  begraafplaats  of Mor ai  ftond  ,  welker  
 gelijkenis  in  veele  opzigten met  die,  met  welke  
 wij  op  andere  eilanden  van  deezen  Oceaan,  en  
 bijzonderlijk  op  Otahiti,  zoo  wel bekend waren,  
 niet  kon  nalaaten ons  te  treffen,  en wij  bevonden  
 ook  weldra  dat  de  verfchillende  deden,  waaruit  
 zij  beflond,  met  dezelfde  naamen benoemd wier-  
 den.  Het  was  eene  langwerpige  ruimte  van  eene  
 aanmerklijke  uitgeftrektheid  ,  van  eenen  fleenen  
 muur  omringd,  die  omtrent vier voeten  hoog was.  
 De  ruimte  van  binnen  was  los  met  kleine  fteénen  
 geplaveid,  en  aan  het  een  eind  ftond  hetgeen  ik  
 de  pyramide  noem,  doch  dat  in  de  taal  van  het  
 eiland  henanamoo  genoemd  wordt,  en  die  baar-  
 blijklijk  een  naauwkeurig model  was  van de groo-  
 tere,  die  wij  uit  de  fchepen  gezien hadden.  Het  
 was  omtrent  vier  voeten  in  het  vierkant  aan  het  
 grondftuk  en  omtrent  twintig voeten hoog.  De  
 vier  zijden  waren  gemaakt  van  dunne latten,  met  
 takken  en  rijzen  doorvlogten  ,  en  dus  een  (legt  
 teen-werk  vormende,  van  boven  tot  beneden  hol  
 of  van  binnen  open.  Het  fcheen  enigzints  ver-  
 V  5  val1-