herinnerde hij Kapitein c l e r k e aan den kijker,
die, fchoon hij denzelven niet nodig had, egter
o t o o wel wilde verplichten, en, denkende dat
enige bijlen op dit eiland meer van gebruik zouden
zijn , bragt hij ’er vier te voorfchijn , om
hem ’er die voor te geeven. O t o o zag dit niet
zoo haast of hij zeide: „ T oote heeft ’er mij
„ v i j f voor geboden.” W e l,” zeide Kapitein
c l e r k e , „als dit zoo is, zal uwe vriendfchap
„voor mij u daar bij niet doen verliezen, en gij
„ zu lt zes bijlen hebben.” Deeze nam hij aan;
maar verzogt andermaal dat hij mij niet zoude
zeggen wat hij gedaan had.
Onze vriend om ai bekwam een goed ding aan
dit eiland voor de veele góede dingen., die hij
weggegeeven had, namelijk eene zeer fraaie dubbele
zeil-kano, volkoomen uitgerust, en in ftaat
om in zee te loopen. Ik had enigen tijd te voo-
ren een del Engelfche vlaggen voor hem gereed
gemaakt; maar deeze waren hem te goed om die
nu te gebruiken, en hij liet eene geheele partij
vlaggen en wimpels waaien, tot tien o f twaalf in
getal, van verfchillende deelen van zijn vaartuig,
alle te gelijk, hetgeen zoo veel volk deed verzamelen
om hetzelve te bekijken , als een volkomen
uitgerust oorlogfchip in eene Europifche
haven doen zoude. Deeze wimpels van om ai
waren een mengzel van Engelfche , Franfche,
Spaanfche en Hollandfche, die alle de Europifche
vlagvlaggen
waren, die hij gezien had. Toen ik laatst
aan dit eiland was geweest, had ik otoo eene
Engelfche geus en wimpel, en towi-ia een wimpel
gefchonken, die ik nu bevond dat zij met de
grootde zorgvuldigheid bewaard hadden.
O m a i had zig ook voorzien van eenen goeden
voorraad van doek en kokosnooten-olie, die niet alleen
in grooter overvloed, maar ook veel beter op
Otahiti zijn dan op enig ander van de Sociëteit E ilanden,
zoo dat zij zelfs artijkelen van koophandel
zijn. Omai zou zoo onbegaanbaar met zigzelven niet
gehandeld hebben, als hij in veele opzigten deed,
ware het niet geweest om zijne zuster en fchoon-
broeder, die, met nog enige weinige andere van
zijne kennisfen, hem altoos bij zig hielden, met
geen ander inzigt dan om hem alles wat hij had
te ontfutfelen, en het zou hun ongetwijfeld gelukt
zijn, zoo ik het niet bij tijds gefluit hadde
door de nuttigde dingen van zijnen eigendom onder
mij te neemen. Doch zelfs dit zou om ai
voor zijn bederf niet behoed hebben, zoo ik geduld
hadde dat deeze zijne naastbedaanden met
ons gingen, o f ons volgden naar de plaats daar
hij zig wilde nederzetten, namelijk te Hua-
heine. Dit meenden zij te doen, maar ik Helde
hen te leur in hunne verdere voorneemens van
hem te plunderen, door hen te verbieden zig op
dat eiland te vertoonen, zoo lang ik in de nabuurfchap