
 
		bad-plaats  zoude gaan,  en  toen  hij  eindelijk  vond  
 dat  ik  daartoe  niet  te  krijgen  was,  gong  hij  met  
 zijn  volk  heen,  ondanks  al  wat  ik  konde doen  of  
 zeggen  om  hem  te  wederhouden.  Dan  alzoo  ik  
 op  dien  tijd  geen  vermoeden  van  hun  voorneemen  
 had,  verbeeldde  ik  mij  dat  zij  eensklaps  door  een  
 fehrik  bevangen  waren,  die,  als  naar  gewoonte,  
 weldra  over  zoude  zijn.  Zig omtrent mij  te  leur  
 gefield  vindende,  bepaalden  zij  zig  tot  degeene,  
 die  meer  in  hunne  macht  waren.  Het  was voor  
 alle  partijen  gelukkig dat zij  niet  daagden,  en  niet  
 minder  gelukkig  dat  ’er  bij  deeze  gelegenheid  niemand  
 Jetfel  kreeg;  want  daar  wierd  geene  fnap-  
 haan  afgefchoten,  dan  twee  of  drie  om  de  kanos  
 te  fluiten.  Aan  dat  fchieten  waren  de  Ileeren  
 c l e r k e   en  g or e   misfchien  hun  behoud  ver-  
 fchuldigd  ( * ) ;   want  op  datzelfde  tijdftip  trok  ’er  
 eene  bende  van  de  inboorlingen  ,  met  knodfen  
 gewapend,  op  hen  aan  ,  maar  toen  zij  den  flag  
 van  de  geweeren  hoorden,  liepen  zij  uit  een. 
 Deeze  zaamenzweering,  gelijk  zij  genoemd  
 mag  worden,  wierd  eerst  ontdekt door  een  meisje 
 n , 
 C )   Misfchien  waren  zij  hun  behoud  voornamelijk  daaraan  
 verfchuldigd  dat  Kapitein  clerke  met  een  piftool  in  
 zijne  hand  wandelde,  dat  hij  eens  affchoot.  Deeze  om.  
 ftandigheid  is  en  in  het  Dagverhaal  van  Kapitein  c o  ok  en  
 in  dat  van  a n d e r s o m   overgeflagen  ,  maar  ik  vermeld  
 dezelve  hier  op  gezag  van  den  Heer  k in  o. 
 jen,  dat  een  van  de Officieren  mede  van  Huaheins  
 gebragt  had.  Zij  had  enige  van  de Ulieteaars beluisterd  
 en  hen  hooren  zeggen  dat  zij  de Heeren  
 c l e r k e   en  go re   zouden  vatten,  en  was  ge-  
 loopen  om  den  eerften  van  ons  volk,  dien  zij  ont-  
 moetede,  te  waarfchuuwen.  Degeene,  die  met  
 de  uitvoering van  het  complot  belast waren, dreigden  
 haar  te  zullen  dooden  zoo dra wij  het  eiland  
 zouden verlaaten  hebben.  Dit  gewaar wordende,  
 bragten  wij  te  weeg  dat haare  vrienden  enige  dagen  
 daarija  haar  uit  het  fchip  zouden  koomen  
 haaien,  om  haar  naar  eene  veilige  plaats  te  brengen  
 ,  daar  zij  zig  verborgen  konde  houden  tot  zij  
 gelegenheid  zoude  hebben  om  haar  naar  Huci-  
 heine  terug  te  zenden. 
 Den  zeven  en  twintigften  wierden  onze  tenten  
 en  werktuigen,  tot  de  waarneemingen  gefchikt,  
 geftreken,  en  alles  wat  wij  aan  land  hadden aan  
 boord  gebragt;  de  touwen  wierden  losgeworpen  
 en  wij  zakten  een  weinig  de  haven  af,  daar  wij  
 weder  ten  anker  kwamen.  In  den  agtermiddag  
 begonnen  de  inboorlingen  hunne  vrees  enigzints  
 te  laaten  vaaren,  en  fchoolden,  als  gewoonlijk,  
 om  en  op  de  fchepen  te  zaamen,  en  de  verdrietige  
 zaak van  den  voorigen  dag  fcheep  aan  beiden  
 zijden  vergeeten  te  wezen. 
 Den  volgenden  dag  woei  de  wind  met  fterke  
 buien  uit  het  Zuiden  tot  het Oosten,  van  zwaare  
 regenbuien  verzeld.  In  eene  van  deeze  buien  brak 
 de