of vijftig ponden zwaarte koopen. Dan, tiaar*
dien bijna alle man in de beiden fchepen enige
van deeze koscbaare koopwaaren bezat, daaldèn
zij voor den avond meer dan vijfhonderd ten
honderd in waarde. De balans was egter daarmede
nog fterk in ons voordeel en de roode vederen
bleeven hunne grootere Waarde boven alle
andere waaren behouden. Sommige inbooflïn-
gen wilden geen varken verkoopen tenzij zij ’ef
eene bijl voor kreegen; maar fpijkers, glazen
koraalen en andere fnuifterijen, die op onze voo-
rige reis op deeze eilanden zoo gangbaar waren 4
waren thans zoo fterk in verachting, dat weinige
zig verwaardigden die aantezien.
Naardien ’er den geheelen voormiddag zoo
weinig wind was, was het negen uuren voor wij
in de baai ten anker konden koomen, daar wij
ons met de twee boeg-ankers vertuiden. Zoo
dra wij ten anker lagen, kwam o maïs zuster
aan boord, om hem te bezoeken. Het gaf mij
veel genoegen te zien dat hunne ontmoeting van
de uitdrukkingen der tederfte genegenheid, dté
gemaklijker te bevatten dan te befchrijven zijn,'
verzeld ging, hetgeen beider harten eer aan-
deed. ■
Toen dit aandoénlijk tooneel ten einde was, en
het fchip wel vertuid lag, begaf ik mij naar land,
van om ai verzeld. Het eerst dat ik deed was-
een bezoek afleggen bij eenen man, dien mijn
vriend
vriend mij als een waarlijk buitengeiiieen perfoo-
naadjen voorftelde, want hij zeide dat hij de God
van Bolabola was ( * ) . Wij vonden hem zit-
tenden onder een van die kleine zonne - dakken,
die zij gewoonlijk op hunne groote kanos voeren.
Hij was een man van jaaren en had het gebruik
van zijne ledenmaaten verloren, zóo dat hij op
eene berrie van de eene plaats naar de andere
wierd gedraagen. Sommige noemden hem Olla
of Orra, zijnde de naam van den God van Bolabola,
maar zijn eigen naam was e t a r y .^ Volgens
Om a is bericht van deezen man, verwagte-
de ik hem enige godsdienftige eerbe wij zingen te
zien betodnen ■, doch , behalven enige jonge
plataanen - boomen, die voor hem en op het zonne
dak, waaronder hij zati, lagen, kon ik niets
merken dat hem van de andere Opperhoofden
onderfcheidde. om a i bood hem een bosjen
roode vederen aan, aan het eind van een ftokjen
gebonden; doch, na een kort gefprek met deezen
( * ) Misfchien moet mén dit ilechts opvatten dat hij
een door de Godheid Olla ingeblazene was, en dan kon
zeer ligt de inwoonende God met den mensch, die hem
tot wooning diende, verwisfeld worden. Voor het overige
blijft deeze overeenkomst van godsdienftige begrippen
bij de Otahitiers en andere volkeren altijd merkwaerdig,
G. FOKSTER.
X. D eel. B