
 
		als  men  naauwlijks  zou  kunnen  onderftellen  dat  
 iemand  zoude  kunnen gebruiken  tegens  een  voorwerp  
 ,  voor welk  hij  geene  de minfte genegenheid  
 had.  Niets  is egter  gemeener dan  de mannen  haar  
 onbarmhartig te zien flaan, en, tenzij deeze behandeling  
 uit jaloersheid  fpruite,  welke  beiden de  fexen  
 voorgeeven  ten  minllen  fomwijlen  te  gevoelen,  
 zal  het  moeijelijk  zijn  ’er  reden  van  te  geeven. 
 Te 
 wiens  vleesch  gegeeten  is,  tot  een  eeuwig  vuur  gedoemd  is;  
 terwijl  de  zielen  van  alle  die  eenen  natuurlijken  dood  fter-  
 ven  ,  naar  de  wooningen  der  Goden  oprijzen.  En  uit  
 i e   GOBiEN  leeren  wij  dat  ditzelfde  denkbeeld  bij  zijne  
 eilanders  is  aangenoomen.  Si  on  a  le  malheur  de mourir  
 de  mort  violente,  on  a  1'enfer pourpartage, 
 Voorzeeker  kan  zulk  een  zaamenloop  van  zeer  ken-  
 fchetfende  overeenkomften  niet  enkel  het  uitwerkzel  van  
 het geval  zijn,  en  als men  die  voegt  bij  de  voorbeelden  van  
 overeenkomst  in  taal,  in  het  begin  van  deeze  aantekening  
 opgegeeven  ,  fchijnt  het  dat  wij  met  onwederfpreeklijke  
 zeekerheid  mogen  befluiten  ,  dat  de  bewooners  van  de  
 verfchillende  eilanden,  door  Kapitein  goor  in  den  Zuider  
 Stillen Oceaan  ontdekt,  en die,  welke  de  Spanjaarden  op de  
 Ladrones  (de  Dieven-Eilanden)  o f  de Mariannes  in  het  
 noorder  halfrond  vonden,  dezelfde  taalgewoonten  en denkbeelden  
 uit  een  gemeen middenpunt,  van  waar  zij  zijn  uitgegaan  
 ,  ontleend  hebben,  en  dat  zij  dierhalven  mogen  be-  
 fchouwd  worden  als  verftrooide  deelen  van  eene  zelfde  natie. 
   Zie hifioire des bles Mariannes du  Pêre  le  gob i en  
 bib.  ii.  o f  het  uittrekzel  ’er  van  in  de Hifioire  des Navi-  
 gations  aux Terres  auftrales  t.  n ,  pag.  492— 512  waaruit  
 dit  getrokken  is. 
 Teligterkan men  de  jaloezij  voor de  beweegreden  
 aanneemen  ,  omdat  ik  verfcheiden  voorbeelden  
 gezien  heb  daar de  vrouwen  perfoonlijke  fchoon-  
 heid  boven  haar  belang  ltelden,  fchoon  ik  bekennen  
 moec  dat  z ij,  zelfs  in  deeze  gevallen,  naauwlijks  
 vatbaar  fchijnen  voor  die  kiefche  gevoelens,  
 die  uit  onderlinge  liefde  fpruiten  ,  en  ik  geloof  
 dat  ’er  minder  Platonifche  liefde  op  Otahiti  is  
 dan  in  enig  ander  land  op  de  waereld. 
 Zij  hebben  ook  de  gewoonte van  eene  infnijding  
 in  de  voorhuid  te  maaken  om  de  zindelijkheid,  
 en  zij  hebben  in  hunne  taal  eenen  fcheidnaam  
 voor hun,  welke die gewoonte niet in acht neemen.  
 Als  ’er vijf of zes  jongens  in  eene  buurt  vrij  groot  
 geworden  zijn,  gaat  de  vader  van  eenen  hunner  
 naar  eenen  Tahoua  of wijzen  man,  en  doet  het  
 hem  weeten.  Deeze  begeeft  zig met  de  jongens  
 naar  den  top  van  de  bergen,  van  eenen  bediende  
 verzeld,  en,  eenen  van  hun  in  eene voeglijke  ge-  
 ftalte  hebbende  doen  nederzitten,  ileekt  hij  een  
 houtjen  onder  de  voorhuid,  en  zegt  hem  dat  hij  
 ter  zijde  zie  naar  iets,  dat  hij  voorgeeft  te  koo-  
 men.  Dus  des  jongens  aandacht  op  eene  andere  
 zaak  afgetrokken  hebbende,  fnijdt hij  het  vel  met  
 eenen  haaien  tand,  gemeenlijk  met  eene  enkele  
 fnede,  op  het  hout  door.  Dan  fcheidt  hij  ,  of  
 liever  fchuift  hij  de  doorgefneden  deelen  naar  ag-  
 teren  ,  en  verbindt  den  jongen  ,  waarna  hij  de<  
 zelfde  bewerking  aan  de  andere  jongens  gaat  verlig