denHeerDE b o u g a in v i l l e en Kapitein cook
van Otahiu gezegd is, alzoo men ügtlijk zoude
onderftelien dat men thans weinig zoude kunnen
voor den dag brengen dan eene herhaaling
van hetgeen reeds te vooren gezegd is. Ik ben
egter verre van dit te willen toeftemmen, en ik
fchroom niet te zeggen dat, fchoon ’er reeds,
bijzonderlijk door Kapitein c o o k , eene zeer
naauwkeurige befchrijving van het land en van”
de meest in het oog loopende gewoonten van
deszelfs inwooneren gegeeven is , ’er egter nog
veel onaangeraakt overbiijfc, dat ’e r , omtrent
enige omftandigheden , dwaalingen begaan zijn,
welke laatere en herhaalde waarneemingen hebben
kunnen verbeteren , en dat wij , zelfs nu nog,
onkundig zijn van veele van de gewigtigfte in-
ftellingen, die onder dit volk heerfchen. De
waarheid is dat onze bezoeken , fehoon menigvuldig,
egter maar kort geweest zijn; veele van
ons hadden geen’ zin in het doen van onderzoek;
meer van ons waren niet in ftaat onze onderzoekingen
wel te bellieren , en wij verkeerden
alle, fchoon niet in denzelfden, graad, onder het
nadeel, dat eene onvolkoomen kennis van de taal
van hun, van welke alleen wij onderrigting ontvangen
konden, verzelt. De Spanjaards hadden
het meer in hun vermogen deeze hinderpaal te
boven te koomen; alzoo enige van hun veel langer
dan andere Europifche bezoekers op OtaMti
gegebleven
zijn. Naardien z i j , met deeze meerdere
voordeelen , gelegenheid moeten gehad hebben
om de volkoomenfte onderrigting over de
meeste voorwerpen , dit eiland betreffende , te
erlangen, zou hun verflag omtrent hetzelve waar-
fchijnlijk echter en naauwkeuriger onderrigting
geeven dan wij met alle onze poogingen hebben
kunnen verkrijgen. D an , alzoo ik het als
zeer onzeeker, zoo niet zeer onwaarfchijnlijk aanzie
dat wij immer enig naricht van dien kant zullen
ontvangen , heb ik hier alles willen bijeen
brengen wat ik nog omtrent Qtahiti en de na-
buurige eilanden heb kunnen te weeten koomen,
hetzij van om a i , terwijl hij aan boord was,
hetzij uit de gefprekken met de andere inboorlingen,
terwijl wij onder hen verkeerden.
De wind waait hier het grootfte gedeelte van
het jaar van tusfchen O. Z. O. en O. N. O. Dit
is de waare pasfaat - wind of dien de inboorlingen
Maaraee noemen, en fomtijds waait hij met vrij
groote kracht. Als dit gebeurt, is het weder
dikwijls betrokken met regen-buien; maar als de
wind maatiger is, is het weder helder , vast en
ftil. Als de wind meer naar het Zuiden loopt,
en Z. O. of Z. Z. O. wordt, waait hij zagter met
eene effen zee , en wordt Maoal genoemd. In
de maanden als de zon bijna in het toppunt is,
dat is in December en Jaouarij , zijn wind en
weder zeer onbeflendig; maar de wind waait dikwijls