zij ook eene andere gewoonte, het geeven name*
lijk van eene lok hair, toefchreeven.
Na dat de water-vaten gevuld, en in de floep
gebragt waren, en wij enige wortelen, wat zont
en wat gezouten visch van de inboorlingen ge-
kogt hadden , keerde ik met al het volk naar
boord , voorneemens zijnde den volgenden dag
het eiland te bezien , maar des avonds omtrent
zeven uuren gong het anker van de Refehttie door
en hij dreef van de bank. Alzoo wij eenen ge?
heelen kabel gevierd hadden, leed het enigen tijd
eer het anker voor den boeg was, en toen hadden
wij nog de groote floep in te hijsfen , eer
wij onder zeil konden gaan. Door dit ongelukkig
toeval vonden wij ons den volgenden morgen,
bij het aanbreeken van den dag, drie mijlen
aan lij van onze laatfte legplaats, en voorziende
dat ’er meer tijds vereischt zoude worden om die
weder te bereiken dan ik verkoos te befteeden,
deed ik fein aan de Ontdekking het anker te lig-
ten en bij ons te koomen. Dit was omtrent den
middag ter uitvoer gebragt, waarop wij onmidde-
jijk Noordwaarts flevenden, om onze reis voorete-
zetten. Na dus meer tijds bij deeze eilanden ver-
fpild te hebben dan nodig was geweest om alles
te doen wat wij nodig hadden , waren wij nog
genoodzaakt dezelve te verhaten voor wij al ons
water hadden ingenoomen , en zoo veele ver-
Verfchingen van dezelve bekoomen hadden als de
inwooners in Haat en gewillig waren ons te ver-
fchaffen. Doch, zoo als het nu was, verkreeg
ons fchip genoeg voorraad van dezelve voor ten
minften drie weeken, en Kapitein c l e r k e ,
die gelukkiger was dan wij, kreeg eenen voor*
raad van hunne levensmiddelen uit het plantenrijk,
die voor zijn volk meer dan twee maanden
ftrekte. De waarneemingen, welke ik gelegenheid
had te doen, met die van den Heer anderson
vereenigd, die bij zulke gelegenheden een nuttig
medehelper w a s , zullen het onderwerp van het
volgend hoofdftuk uitmaaken.
^
•f* *
4
Y 4 T W A A L F -