Het leevend vee, dat zij hier lieten, beftond in
eenen ftier, enige geiten, varkens en honden, en
het mannetjen van een ander dier, dat wij naderhand
bevonden een ram geweest te zijn, die thans
op Bolabola was, werwaards de ftier ook zoude
zijn gebragt geworden.
De varkens zijn van eene groote foort, hebben
het ras, dat wij oorfpronglijk op het eiland vonden,
grootlijks verbeterd, en zij waren, bij onze
laatfte aankomst alhier, zeer talrijk. Geiten zijn
ook in eenen tamelijken overvloed, zijnde ’er
bijna geen Opperhoofd van enig aanzien of hij
heeft ’er enige. Wat de honden belangt, welke
de Spanjaards aan wal gezet hadden , die van
twee o f drie foorten zijn, ik denk dat zij het eiland
nog veel meer dienst gedaan hadden, als zij
die alle gedood hadden , in plaats van hen te
laaten loopen. Het was een van deeze die mijnen
ram dood beet.
Toen deeze fchepen hef eiland verlieten, blee-
ven ’er vier Spanjaards agter, twee waren priesters
en een bediende, en de vierde maakte zig
zeer bemind bij de inboorlingen, die hem bij den
mam
ragt verfpreid dat ’er fchepen aan Huaheine waren aan-
gekootnen. Waarfchijnlijk had dit bericht ten minften 200
veel grond, dat men op de Sociëteit-Eilanden reeds badde
kunnen verneemen dat ’er Spaanfehe fchepen te Otahiti
aangekoomen waren.
G . F O R S T E R .
naam van Mateema onderfcheidden. Hij fchijnt
iemand geweest te zijn die zig in hunne taal geoefend
had, of dezelve ten minften zoo fprak
dat hij zig kon doen verftaan; en hij fchijnt ongemeen
veel moeite gedaan te hebben om de
geesten der eilanders voorinteneemen met het verhevenst
denkbeeld van de grootheid van de Spaanfehe
natie , en hen laag van de Engelfchen te
doen denken. Hij gong zelfs zoo verre van hun
te verzeekeren dat wij niet langer als eene onaf
hanglijke natie beftonden, dat Pretane Hechts
een klein eiland was, dat zij Spanjaarden geheel
verwoest hadden, en, wat mij belangde, dat zij
mij op zee ontmoet hadden, en dat zij met enige
fchooten mijn fchip met al het volk naar den
grond hadden doen gaan , zoo dat mijn bezoek
op Otahiti te deezen tijd zeer onverwagt was.
Dit alles en veele andere onwaarfchijnlijke valsch«
heden deeden deeze Spanjaards dit volk geloo-
yen. Zoo Spanje geen ander inzigt met deezen
togt had dan de Engelfchen bij de inwooneren in
eene kwaade reuk te brengen, zouden zij beter
gedaan hebben hunne fchepen t’huis te houden;
want mijne terugkomst te Otahiti wierd als eene
volkoomen wederlegging befchouwd van alles wat
ma t e ema gezegd had.
Met welk oogmerk de priesters agterbleeven
kunnen wij alleenlijk gisfen. Zoo het ware om de
inboorlingen tot het Katholijk geloof te bekeeren,
H 2 is