
 
		(dan  ik  deed.  |ïn  het  fmertte  mij  te  bedenke®  
 dat  ik  ,  na  de  dringende  verzoeken  van  mijne  
 Otahitifche  vrienden  om  hunnen aanval  op  dit  eiland  
 te  onderfteunen,  afgeflagen  te  hebben,  mij  
 zoo  haast  tot de noodzaaklijkheid gebragt  zag  van  
 yijandlijkheden  te  pleegen  tegens  deszelf§  bewoon 
 §- 
 pnder  welke  omftandigheden  het  ook  z ij,  zijn’  eigendom  
 verdedigt  zoo  lang  hij  kan,  bijzonder  als  hij  door  na-  
 laatigheid  gevaar  zoude  loopen  alles  inteboeten.  Het  i$  
 eene  andere  vraag  o f  de  nieuwsgierigheid  der  Europe-  
 aanen  om  buitens  lands  te  reizen  en  ongeroepen  vreemde  
 volkeren  te  bezoeken,  te  rechtvaardigen  zij  o f niet?  Kan  
 men  bewijzen  dat  het  voordeel  van  de  ontdekking-reizen  
 alle  bedenklijkheid  ten  aanzien  van  hunne  bevoegdheid  
 poet  doen  zwijgen  ,  o f  Hechts  dat  men  des  menfchen  
 werkzaamheid,  die  ook  in  dit  geval  voor  eene  zoo  be-  
 wpnderenswaerdige  ontwikkeling  vatbaar  is,  niet  moet  be*  
 perken,  moet  men  zig  ook.  boven  die  kleine  ongelegenheden  
 verheffen,  die  van  zulke  onderneemingen  onaffcheid-  
 baar  zijn  ,  en  wel  verwagten  dat  het  noodlot  hier  geene  
 Uitzondering  in  den  loop  der  diagen  zal  gemaakt,  maar,  
 gelijk  overal,  winst  en  verlies,  voordeel  en  fchade,  aanwas  
 en  vernieling  aan  elkanderen  zal  geknoopt  hebben,  
 |Can  men  den  braaven  Kapitein  njet  van  alle  overijling  en  
 verkeerde  maatregelen  vrijfpreeken,  zoo  ziet  men  egter  
 wel  in  dat  hetgeen  hier  menschlijks  onder  mag  loopen  
 Zijne  rechtfchapenheid  ,  zijne  grootheid  van  geest,  zijn  
 in  een  ruuw  uiterlijke  gekleed  ,  maar  onbedorven,  door  
 gelf  denken  geleid  en  van  ontelbaare  vooroordeelgn  gezuiverd  
 gevoel  geene  afbreuk  doet. 
 G.  SFORSTS.l t, 
 neren,  die  hun  misfchieh  meer nadeel  deeden dan  
 zij  van  t o WH a s  togt  geleden  hadden. 
 Den  volgenden  morgen  wierd  onze  gemeen-  
 fehap  met  de  inboorlingen  vernieuwd,  en  ver»  
 fcheiden  kanos  bragten  broodvrugten  en  kokos-  
 nooten  aan  het  fchip  te  vermangelen,  waaruit  
 Ü  natuurlijk  dit  gevolg  afleidde,  dat  zij  wel  be-  
 vust  waren  het  hunne  eigen  fehuld  te  zijn  dat  ik  
 lien  met  geftrengheid  behandeld  had,  en  dat  z ij,  
 nu  de  oorzaak  van  mijn  ongenoegen  was  weg-  
 genoomen,  volkoomen  vertrouwden  dat  er  geen  
 verder  kwaad  zoude  volgen.  Omtrent  negen  
 turen  ligteden  wij  het  anker  met  een  koeltjen*  
 dat  de  haven  uit woei;  maar  het wierd zoo  zwak  
 en  veranderlijk,  dat  het  middag  was  voor  wij  in  
 zee  kwamen,  wanneer  ik naar Huuheine Huurde,  
 verzeld  van  o m a i   in  zijne  kano.  Hij  had  zig  
 niet  geheel  op  zijne  eigen  kundigheden  verlaaten,  
 maar  een’  loots  aan  boord  genoomen.  Ik merkte  
 op  dat  zij  zoo  regtflreeks  naar  het  eiland Huurden  
 als  ik  doen  konde. 
 Wij  hadden  te Eitneo  de  beiden  fchepen  overvloedig  
 van  brandhout  voorzien.  Te  Otahiti  
 hadden  wij  geen  brandhout  ingenoomen,  daar het  
 zeer  ongemaklijk  te  bekoomen  zoude  geweest  
 zijn,  alzoo  ’er  te Matavai  geen  boom  is  die niet  
 nuttig  is  voor  de  inwooneren.  Wij  kreegen.hier  
 ook  eenen  goeden  voorraad  van  ververfchingen,  
 zoo  in  varkens  als groenten,  dat  is  broodvrugt  en 
 I  4  ko