plaats van te verwonderen dat deeze twee mannen
dus verdwaald geraakten, eerder vreemd dat ’er
niet meer van den troep gemist wierden. Een
van degeene, dïe met mij aan land gongen, was
ook in dien toeftand geweest, maar hij had ver-
ftand genoeg om te weeten dat de fchepen
aan lij waren, en hij kwam aan boord bijna
zoo haast als men ontdekte dat hij was agter-
gelaaten.
Zoo dra Kapitein c l e r k e vernam dat een van
de afdwaalers nog in die verlegenheid was, zond
hij volk af om naar hem te zoeken ; doch
noch de man, noch het volk des anderen daags
’smorgens terug gekoomen zijnde, zond ik twee
floepen in het meir verfcbillende wegen uit om
hen op te fpeuren. Niet lang daarna kwam de
bende van Kapitein c l e r k e terug met hunnen
verloren makker, en, alzoo mijne floepen’er nu
niets verder te doen hadden, riep ik haar met een
fein terug. Deeze arme kaerel moet veel meer
ongemak geleden hebben dan de ander verlorene,
niet alleen als langer tijd verloren geweest
zijnde, maar ook omdat hij te vies was geweest
om fchildpadden - bloed te drinken.
Enige kokos-nooten en yams , die in eenen
groeijenden ftaat waren , aan boord hebbende,
liet ik die op het eilandjen , daar wij de eclips
hadden waargenoomen , in den grond planten,
en op eene andere plaats wierden enige meloenzaa*
zaaden gezaaid. Ik liet ook op dat eilandjen eene
flesch, die het volgend opfehrift in zig bevatte:
G eORGIÜS TERTIÜS, REX, 31 DECEM-'
BRIS 1777*
rRESOLUTION , JAC. COOK, Pr.
N a Ves | Di scovERY, CAR. c l e r k e , Pr.
Den eerften Januarij 1778 zond ik de floepen af
om al ons volk met de fchildpadden, die zij gevangen
hadden , van land aftehaalen. Het was
reeds laat in den agtermiddag voor dit völbragc
was, zoo dat ik niet goed vond voor des anderendaags
’s morgens af te zeilen. Wij bekwamen aati
dit eiland voor beiden de fchepen omtrent drie
honderd fchildpadden, weegende door malkande-
ren negentig of honderd ponden. Zij waren alle
van de groene foort ( * ) , en misfchien zoo goed
als enige in de waereld. Wij vongen ook met
den angel en de lijn zoo veel visch als wij ge-
duurende ons verblijf aldaar gebruiken, konden.
Zij beftonden hoofdzaaklijk in cavalhas (fj) van
ver*
( * ) Testudo Mydas. l i n n.
( f ) Cavallies. Ik ben niet zeeker welken viscb de
fchrijver met deezen naam, die zeeker de Engelfche naato
Van den visch niet is, bedoelt i Vorst er fchijnt in diezelfde
önzeekerheid te zijn geweèst. De Portugeezen noemen
denThonijn cavallo; doch waarom zou de fchrijver dan
jiiec liever den Engelfchen naam Tunnyfifh gebruikt hebben?
V e r t A a l e r .-
f $