
 
		het  fchip  tedeeg  in  de  haven  was en bragten  een  
 gefchenk  mede. 
 Den  volgenden  morgen  kwamen  alle  de  voor*  
 naamflen  van  het  eiland aan  boord van  de  fchepen.  
 Dit  was  juist  hetgeen  ik  wenschte,  alzoo  het  
 hoog  tijd  was  om  om ai   ter  neder  te  zetten,  en  
 ik  hoopte  dat  de  tegenswoordigheid  van  deeze  
 Opperhoofden  mij  in Haat  zoude Hellen  om  zulks  
 op  de  beste  wijze  werkflellig  te  maaken.  Hij  
 fcheen  nu  genegen  te  zijn  zig  op  Ulietea  te  vestigen  
 ,  en  zoo  ik  het  met  hem  eens  hadde  kunnen  
 worden  over  de  wijze  om  dat ontwerp  ter  uitvoer  
 te  brengen,  zoude  ik  ’er  niets  tegens  gehad  heb-  
 den.  Zijn vader  was door het  volk  van  Boldbola,  
 toen  zij  het  eiland  Ulietea  overmeesterden  ,  van  
 enige  landen  op  dat  eiland  ontzet,  en  ik  twijfelde  
 niet  of  ik  zoude  dezelve  aan  den  zoon  op  eene  
 minlijke wijze  doen  terug  geeven,  hiertoe was het  
 nodig  dat  hij  met  degeene,  die  nu  meesters  van  
 het  eiland  waren,  op  eenen  goeden  voet  flonde,  
 maar hij  was  een  te  groot  patriot om  naar  zoo  iets  
 te  luisteren,  en  hij  was  ijdel  genoeg  om  te  denken  
 dat  ik  hem  met geweld  in  het  bezit van  zijne  
 verloren  landen  zoude  herflellen.  Dit  maakte  het  
 mij  onmogelijk  hem  te  Ulietea  neder  te  zetten,  
 en  deed  mij  Huaheine  als  de  beste  plaats  verkiezen. 
   Ik  befloot  dan  de  tegenswoordigheid  van  
 de  voornaamflen  des  eilands  waarteneemen  en  
 hun  de  zaak-  voor  te  -Hellen. 
 Na 
 Na  dat  de  opfchudding  van  den  morgen  over  
 was, maakten  wij  ons  gereed  om een Hatig bezoek  
 aan  t a i r e t a r e e a   te  geeven,  meenende  als  
 dan  de  zaak  op  het  tapijt  te  brengen.  Om ai   
 kleedde  zig  voor  deeze  gelegenheid  zeer  ordentelijk, 
   en  maakte  een  fraai  gefchenk  voor  het  Opperhoofd  
 zelf  en  een  ander  voor  zijn*  Eatooa  gereed. 
   Hij  gedroeg  zig,  na  dat  hij  van  het  (legt  
 gezelfchap  ,  dat  hem  op  Otahiti  omringde  ,  af  
 was,  met  zoo  veel  voorzigtigheid,  dat  hij  elks  
 achting  won.  Onze  landing  deed  de  meeste  van  
 onze, bezoekers  de  fchepen  verhaten,  en zij  verzamelden  
 zig  met  die,  welke  aan  land waren,  in  
 een  groot  huis.  De  toeloop  van  volk  bij  deeze  
 gelegenheid  was  zeer  groot  ,  en  daar  feheenen  
 naar  evenredigheid  meer  lieden  van  een  goed  
 voorkoomen  ,  zoo  mannen  als  vrouwen,  onder  
 hen  te  zijn  dan  wij  ooit  op  een  van  deeze nieuw  
 ontdekte  eilanden  in  eene  vergadering  van  men-  
 fchen  gezien  hadden.  Niet  alleen  fcheen  het  gros  
 van  het  volk  over  het  algemeen  veel  grooter  en  
 •fraaier  dan  de  Otahitiers,  maar  daar  was  ook  een  
 veel  grooter  aantal  van  lieden  van  rang  naar  de  
 grootte van  het  eiland,  van  welke  de meeste  even  
 zoo  zwaarlijvig  waren  als  de  Opperhoofden  van  
 tVateeoo.  Wij  wagteden  enigen  tijd naar  tairee-  
 tareea,  alzoo  ik  niets  doen  wilde  tot  de Eare&  
 rahie  kwam  ,  maar  toen  hij  kwam,  bevond  ik  
 dat  wij  zijne  tegenswoordigheid  wel  hadden  kunnen