
 
		deeld,  tusfehen  welke  egcer  niets  anders  ligt |  
 want  de  groote  ftukken  braken  altijd  af  tot eenè  
 bepaalde  dikte,  en  fcheenen  niet  vastgehecht  geweest  
 te  zijn  aan  die  ,  welke  ’er  onder  lagen.  
 Behalven  dëezen  Heen,  wordt  hier waarfchijnlijk  
 eene  grooter  verfcheidenheid  van  andere  föorten  
 gevonden  dan  op  de  zuidlijker  eilanden  ;  want  
 Wij  zageti  geduurende  ons  kort  verblijf  aldaar,  
 behalven  den  toetsfteen,  die  door  de  geheele  
 Zuid-zee  gemeen  fchijnt,  eene  foott  van  room-  
 kleurigen  flijp-fteen,  fomtijds  met  zwarter  of  
 witter  aderen  getekend,  als  marmer,  of  in  ftukken, 
   als  de  Breccia,  en  gemeene  lei,  als  die,  
 daar‘men  op  fchrijft,  gelijk  ook  èene  grover  
 foort;  maar  wij  zagen  ’er  geene  in  haaren natuur-  
 lijkeu  ftaat,  en  de  inboorlingen  bragten  enige  
 ftukken  van  eenen  groven witaditigen  puimfteen.  
 Wij  kreegen  ook  eene  bruine  foort  van  hcema-  
 tites  of bloedfteen,  die,  fterk  door  den  zeilfteeh  
 aangetrokken  wierd  en  daardoor  ontdekte  hoe  
 veel  metaal  ’er  in  was  ;  zij  fcheen  te  behooren  
 tot  de  tweede  foort  van  c r o n s t e d t ,  fchoon  
 LiNN£üs  haar  onder  zijne  intraEiabilia  geplaatst  
 heeft.  Maar  men  kon  niet  ontdekken  tot  
 welke  verfcheidenheid  zij  behoorde,  alzoo  alles  
 wat  wij  ’er  van  zagen,  zoo  wel  als  de  leien  en  
 wetfteenen,  door  konst  gefneden  waren  (*). 
 Be- 
 O   Mijoltof kundigen  zullen  zig met deeze  opgaven,  die 
 denk- 
 Behalven  de  vrugten,  die  ons  tot  ververfchin-  
 gen  gebragt  wierden  ,  onder  welke  ten  minften  
 vijf  of  zes  verfcheidenheden  van  pifangs  Waren,  
 bragt  het  eiland  ook  broodvrugt  voort,  fehooii  
 iij  fchaarsch  fchijnt,  alzoo  wij  Hechts  eenen  enkelen  
 boom  zagen ;  die  groot  was  en  enige  vrugten  
 droeg.  Daar  zijn  ook  enige Weinige  kokospalmen, 
   Ook  yams,  naar  hun  zeggen,  want  wij  
 zagen  ’er  geene,  de  kappe  van  de  Vrienden-  
 Eilanden;  o f Virginifche  arons- wortel  ( * ) ,   de  
 etooa-  boom  (cordïa febestina)  en  de  welriekende  
 Gardenia  of Kaapfehe  jasfemijn.  Wij  zagen  ver-  
 fcheiden  boómen  van  de  dooe  dóoe  ,  zoo  nuttig  
 op  Otahiti,  als de  olieachtige  nooteh  draagende,  
 die  op  houten  pennen  geftooken  en  als  kaarsfen  
 gebrand  worden.  Ons  volk  zag  dezelve  op  de  
 eigen  wijze  op  Oneeheow  gebruiken.  Te  At ooi  
 waren  wij  niet  aan  land  dan  bij  dag,  en dan  zagen 
 denklijk  van  den  Heer  a n d  k u s  o n   koomen ,  bezwaarlijk  
 vergenoegen  kunnen,  en  hem  ook  niet  ligt  op  zijn  woord  
 geiooven  dat  men  uit  de  kracht  ,  waarmede  een  zeüftêe'n  
 feenen  ijzer-fteen  aantrekt,  kan  beoordeelen  hoe  veel  metaal  
 ’er  in  vervat  zij. 
 G .   F O R S T E R . 
 f* )   Dit  fchijnt  een  misflag  te  zijn.  De  Kappe  van  de  
 Vrienden-Eilanden  is  waarfchijnlijk  niet  anders  dan  de  
 Ape  der  SVcieteil- Eilanden  ,  namelijk  dè  drum  niacrè-  
 vhzon  L IN N E I. 
 G.   F O R S T E R . ' 
 X.  D E E Li  Z