o f ’er ietis van te weeten; ja zelfs hamoa kwatia
en bevestigde hetzelve. ,
Toen wij eerst aan deeze plaats kwamen * zag
ik verfcheiden mannen heen en weder loopen in
de boslchen , met knodfen en bondels werp.
fchiehten in hunne handen, en om a i , die hen
volgde , wierd met fteenen geworpen , zoo dat
het fcheen dat zij in het eerst voorneemens geweest
waren geweld met geweld te keeren, maar
dat z ij, ziende dat mijn troep zoo fterk was, dit
voorneemen hadden laaten vaaren. Ik wierd in
dit denkbeeld bevestigd doordien alle hunne huizen
ledig waren. Enig volk van de plaats bij
elkanderen geroepen hebbende, verzogt ik oMa I
hun de ongerijmdheid van hun gedrag voor oogen
te ftellen, en hun te zeggen dat ik , volgens getuigenis
van verfcheiden lieden, waarop ik ftaat
konde maak en * wel verzeekerd was dat zij de
geit hadden, en dat ik derhalven eisehte dat zij
tnij onmiddelijk wierde övergeleverd , zullende
anders hunne huizen en kanos in brand fteefeen.
Doch ondanks alles wat ik of om ai mogten zeggen
* bleeven zij hardnekkig ontkennen ’er iets
Van te weeten. Het gevolg was dat ik zes of agt
huizen in brand ftak, die terftond verteerd wief-
den * met twee of drie oorlogs - vaartuigen * die;'
•erbi j lagen. Dit gedaan zijnde, trok ik voort
©ffl bij de floepen te koomen* die omtrent zeven
of
bf agt Engelfche mijlen van ons af waferi* en wij
verbrandden onder weg nög zes oorlogs-vaartuigen
, zonder dat iemand óns- zulks tragtede te beletten
; integendeel, Veeie hielpen ’ef ons in*
fchoon waaffchijnlijk meer uit vrees dan goeden
Wil. Op eene zekere plaats kwam oiviAi, dié
een weinig vooruit was getrokken, terug met bericht
dat ’er zeef veel volks bijeen trok om ons
aantetasten. Wij maakten ons gereed oni hen té
Ontvangen; maar wij vonden, in plaats van vijanden
* verzoekers met plataan - takken in dé hana
den, die zij aan mijne voeten nederlegden, mij
fmeekende eene kano te fpaaren , die daar digt
bij lag * in welk verzoek ik gefeedlijk bewilligde.
Eindelijk, orhtrent vier uüreh na den middag*
kwamen wij aan de floepen, die te Wharrardde|
net diftriél t i a r Xt a b o o n o v e toebehooren-
de , op Ons wagteden ; doch dit Opperhoofd
was * zoo wel als alle de voornaamfte van de
plaats, haar de bergen gevlóden * fchoon ik nietë
van hunnen eigendom aanraaktè, alzoo zij vrienden
van o t o b waren* Na hier omtrent een uuf
üicgeriist te hebben * begaven wij ons naar dé
fchepen, daar wij des avonds omtrent agt uürert
èankwamen. Toen was ’er nog geen naricht van
de geit ingekoomen, zoo dat de verrigtingen vah
deezen dag de verlangde uitwerking niet gehad
hadden*
I & Den