
 
		het  midden  van  het  land  ligt ,  uitgezonderd  op'  
 eene  plaats  omtrent  het  oostlijk  eind  ,  daar  het  
 regt  uit  zee  oprijst  en  enkel  uit  Heen  of  rotfeii  
 fcheen  te  beflaan,  die  in horizontaale  laagen  liggen. 
   .  Wij  zagen  geen  hout  dan  verre  binnen  in  
 het  land  ,  behalven  enige  boomen  rondom  de  
 dorpen,  bij  welke  wij  ook  enige  plantagieën  
 tam  plataanen  en  fuiker-riet,  en  plekken,  daar  
 wortelen  geceeld  fcheenen  te  worden,  gewaar  
 wier den. 
 Wij bleeven  peilen  met eene lijn  van vijftig vademen  
 zonder grond  te  vinden  tot wij  op  de hoogte  
 van  eene  laage  punt  kwamen,  die  omtrent  in  het  
 midden  van deeze zijde van  het  eiland  ligt,  o f liever  
 wat meer  naar  het  noord - westlijk eind.  Hier  
 vonden  wij  twaalf en  veertien  vademen  op  eenen  
 rotsachtigen  grond.  Deeze  punt  voorbij  zijnde,  
 van  welke  de  kust  meer  noordwaarts  flrekte,  
 peilden  wij  twintig,  toen  zestien  ,  en  eindelijk  
 vijf  vademen  met  eenen  zandigen  grond;  De  
 laatfte  peiling  was  omtrent  eene  Engelfehe  mijl  
 Van  land.  De  nacht  belettede  ons  verder  te  peilen, 
   en  wij  befteedden  denzelven  met  af  en  aan  
 te  laveeren.  Des  anderen  daags  Ymorgens  iluuN  
 den  wij  naar  land  en  ontmoeteden  verfcheiden  
 kanos  vol  volk  ,  van  welke  enige  moed  fchep-  
 ten  en  het  waagden  aan  boord  te  koomen. 
 In  den  loop  van  alle  mijne  voorige  reizen  
 vond  ik  nimmer  inboorlingen  van  enig  land,* 
 die  zoo  verwonderd waren  als deeze,  bij  het koomen  
 in  een  fchip.  Hunne  oogen  vloogen  aanhoudend  
 van  het  een  voorwerp  naar  het  ander»  
 terwijl  de  wildheid  van  hun  gezigt  en  hunne  ge-  
 baerden  volkoomen  uitdrukten  dat  alles  wat  zij  
 zagen  hun  geheel  vreemd was,  en  ons vast  overtuigden  
 dat  zij  voor  ons  door  geene  Europeaanen  
 bezogt  waren  en  geene  kennis  hadden  aan  enige  
 van  onze  waaren,  dan  ijzer,  waarvan  het  egter  
 duidlijk  bleek  dat  zij Hechts  hadden hooren  fpree-  
 ken,  of  van  ’t  welk  zij  Hechts  eene  kleine  hoeveelheid  
 gezien  hadden,  dat  hun  zeer  lang  geleden  
 moet aangebragt  zijn.  Zij  fcheenen  ’er  niets  
 meer  van  te  wee ten  dan  dat  het  eene  ftof was,  
 die  veel  beter  gefchikt  was  om  te  fnijden  of gaten  
 te  booren  dan  alles  wat  hun  land voortbrengt.  
 Zij  vroegen  ’er  naar  met  den  naam  van  ha-  
 maite  ( * ) ,  waarfchijnlijk zinfpeelende  op  het  een  
 o f  ander  werktuig,  waartoe  het  ijzer  nuttig  kon  
 gebezigd  worden;  want  zij  gaven  dien  naam  aan  
 het  lemmer  van  een  mes,  fchoon wij  verzeekerd  
 konden  zijn  dat  zij  geen  denkbeeld  hadden  van  
 jzulk  een  werktuig,  en  zij  konden  ’er  ook  in  het 
 ge- 
 ( *   )   A   witte  heet  in  Nieuw - Zeeland  een  werktuig,  
 -Waarmede  men  den  vijand  den  kop  klooft,  dat  anders  ook  
 naar  de  daad,  die  ’ er  mede  verrigt  wordt,  den  naam  van  
 Patoo-Patoo  voert,  waarbij  het  bekend  is. 
 O .   F O R S T E R .