dooden in Hukken fnijden , kunnen ook ondef
hunne wapenen gerekend worden, alzoo zij mee
dezelve fleeken en fnijden , als zij van nabij in
gevegt zijn. Het is een klein hout werktuig,
van eene langwerpige gedaante, omtrent een voet
lang , aan de hoeken afgerond, met een hand-
vatzel, omtrent als de eene foort van patoo van
Nieuw - Zeeland; maar de kanten zijn geheel bezet
met. haaien tanden, die ’er flerk in vast zijn
en met de punten naar buiten uitHeeken t, daar
is gemeenlijk een gat in het handvatzel, door
welk een lang touw gaat, dat verfcheiden maaien
om de vuist gewonden wordt (*). Wij vermoedden
ook dat zij bij fommige gelegenheden
llingers gebruiken ; want wij bekwamen enige
Hukken van den hcematites of bloed-Heen, door
konst tot eene eironde gedaante gemaakt, overlangs
verdeeld, met eene fmalle groef in het midden
van de bolronde zijde. Hier bij had degeen,
die den Heen bezat, eene koord, die niet zeer
dik was, die hij egter niet wilde afftaan, offehoon
hij den Heen niet weigerde, die veel nadeel
moet doen, als hij met kracht geworpen wordt,
alzoo hij een pond woog. Wij zagen ook enige
eironde Hukken wel gepolijsten wetfieen , aan
beiden einden wat gepunt, in gedaante veel
gelijkende naar enige fteenen , die wij in het
jaar
(* ) Dezelfde Plaat.
jaar 1774 op Nieuw - Cale donia gezien hadden \
en die aldaar in hunne flingers gebruikt wierden.
Dat wij van hunne godsdienüige inflellingen
en van hunne wijze om over de dooden te be-
fchikken konden te weeten koomenj welke beiden
artijkelen met recht als naauw met elkan-
deren verbonden kunnen befchouwd worden, is
reeds opgegeeven. En alzoo niets Herker de
overeenkomst tusfehen de zeden van dit volk en
van die van de Vrienden- en Sociëteit - Eilanden
aantoont, moet ik nog enige andere omHandig-
heden vermelden, om dit in nog Herker oogpunt
te plaatfen, en om té gelijker tijd te toohën hoé
enige weinige van de oneindige wijzigingen j
waarvoor enige hoofd-beginzelen vatbaar zijn^
eene bijzondere natie kunnen onderfcheiden. Het
volk van Tongataboo begraaft zijne doodëh op
eene zeer betamelijke wijze, en begraaft ook zijne
mensehlijke offerhanden; maar het offert noch
legt enig ander dier, noch zelfs vrugt, zoo veel
wij weeten, voor zijne Goden. Die van Otahiti
begraaven hunne dooden niet, maar leggen hen te
rotten, en begraaven naderhand de beenderen,
en, daar dit gefchiedt, is het zeeir zonderling dat
zij de geheele lighaamen van hunne mensehlijke
offerhanden begraaven; Zij offeren ook andere
dieren en vrügten aan hünnë Goden j maar zijti
geenzints bezorgd om de heilige plaatfen , * daar
deeze plechtigheden worden verrigt, in eèrieri
Bb 2 gdét