
Op Mataia of Osnabrugs- Tool00, Toobooai,
Eiland maraiva. *
De laage Eilanden ten
Oosten Tammaree.
Behalven de groep hooge eilanden van Mataia
toe Mouroa ingefloten, kent het volk van Qtahiti
nog een laag onbewoond eiland, dat zij Mopeeha
noemen , en dat Howes• Eiland fehijnt te zijn,
dat op onze laatfte kaarten van deezen Oceaan ten
Westen van Mouroa■ geplaatst is. De bewooners
van de eilanden verst onder den wind, gaan ’er
fomtijds naar toe. Daar zijn ook verfcheiden
laage eilanden ten Noord-Oosten van Qtahiti,
die zij fom wijlen bezogt hebben, maar egter niet
op den duur ; men zegt dat zij Hechts op den af-
ftand van twee dagen zeilens, met eenen voor-
deeligen wind , liggen. Zij wierden mij aldutf
©pgegeeven::
Mataeeva.
Oanaa.
■ Taboohoe.
Awehee,
Kaoora.
Orootooa.
Otavaoo, daar groote paerïen zijn.
De bewooners deezer eilanden koomen meermalen
naar Otahiti en de andere nabuurige
hooge eilanden, van welker inboorlingen zij verfshilfchillen
door hunne donkerer kleur, meteen fie-
rer uitzigt, zijnde ook anders beprikt. Men
berichtte mij dat het op IMateev a , en andere van
die eilanden , de gewoonte was dat de mannen
hunne dogters aan vreemdelingen, die bij hen
aankoomen, aanbieden; maar de paaren moeten
vijf nachten bij malkanderen liggen,.zonder verder
te mogen gaan. Den zesden avond onthaalt
de vader van het meisjen zijnen gast op voedzel
en zegt zijne dogter dat zij hem dien nacht als
haaren echtgenoot moet ontvangen. De vreemdeling
moet egter geen’ den minden tegenzin too-
nen, hoe onaangenaam de bedgenoote, die men
hem gegeeven heeft, ook zij; want dit wordt
voor eene onvergeeflijke belediging aangezien en
met den dood geftraft. Veertig mannen van Bola-
bola,' die, door nieuwsgierigheid gedreven, met
eene kano tot Mataeeva gevaaren waren, wedervoer
deeze behandeling, omdat een hunner on-
voorzigtiglijk zijn’ tegenzin tegens het meisjen,
dat hem ten deel viel, had laaten blijken, hetwelk
gehoord was door eenen jongen , die ’er haaren
vader kennis van gaf. Dit was van dat gevolg
dat de Mataeevaars op hen aanvielen, maar deeze
krijgshaftige kaerels doodden ’er driemaal- zoo
veele als zij Berk waren, fchoon zij ’er alle het
leven bij in fchooten, uitgezonderd vijf. Deeze
verborgen zig in de bosfehen, en namen de gelegenheid
waar , terwijl de andere bezig waren
v S 3 met