
 
		den  Bolabolaër  over  onverfchillige  zaaken,  wierd  
 zijne  aandacht afgetrokken  naar  eene  oude vrouw,  
 zijner  moeder  zuster.  Zij  lag  reeds  aan  zijne  
 voeten  en  befproeide  die  met haare  traanen. 
 ,  Ik  liet  hem  bij  de  oude  dame  in  het  midden  
 van  een  troep  volks,  die  rondom  hem  was  zaa-  
 piengefchoold  en  gong  het  huis  bezigtigen,  dat  
 men  zeide  door  de  vreemdelingen  gebouwd  te  
 zijn,  die  laatst  hier  geweest waren.  Ik  vond het  
 digt  bij  het  flrand  liaan.  De  houten  Hukken,  
 waarvan  het  was  opgeflaagen,  fcheenen  gereed  
 gemaakt  herwaarts  gebragt  te  zijn,  om  bij  gelegenheid  
 opgezet  te worden,  want alle  de  planken  
 waren  genommerd.  Het  was  in  twee  kleine ka-  
 mertjens  verdeeld,  en  in  het  agterfte  waren  eene  
 bed-ilede,  eene  tafel,  een  bank,  enige  oude  
 hoeden  en  andere  beuzelingen,  welke  de  inboorlingen  
 zeer  zorgvuldig  fcheenen  te  bewaaren,  gelijk  
 aok  het  huis  zelf,  dat  geen  nadeel  geleden  
 had  van  het  weder,  alzoo  ’er  een  dak  over  gebouwd  
 was.  Daar  waren  gaten  in  de  rondte,  
 die  tot  lucht-gaten  dienden,  en  misfchien waren  
 zij  ook beftemd  om  met fnaphaanen  door  te  fchie-  
 ten,  zoo  het  nodig mogt geworden  zijn.  Op  enigen  
 aflland  van  den  voorgevel  Hond  een  houten  
 kruis,  op  welks  dWarsch-balk  het  volgend  ©p-  
 fchrift  gefneden  was; 
 CHRIS* 
 CHRI STUS  VINCIT. 
 En  op  den  voet 
 CAROLUS  t l !   i MEe r A t .  1 7 7 4 . 
 hetgeen  ons  vermoeden  dat  de  twee  fchepen  
 Spaanfcbe  waren  bevestigde. 
 Op  de  andere  zijde  van  den  voet  fchreef  ik  
 ter  gedachtenis  van  de  vroegere  bezoeken  der  
 Engelfchen:  > 
 GEORGIUS  III  REX, 
 ANNIS  1767 
 176 9 »   *773 >  I774>  en  1 7 7 7 . 
 De  inboorlingen  weezen  ons  aan  den  voet vaö  
 het  kruis  het  graf  van  den  Kommandeur van  de  
 twee  fchepen,  die  hier  gellorven  was  terwijl  zij  
 de  eerde  reis  in  de  baai  lagen.  Zijn  naam  was  
 naar  hunne  uitfpraak  or ê edë .  Welke  ook  de  
 oogmerken  der  Spanjaarden  met  hun  bezoek  aan  
 dit  eiland  mogen  geweest  zijn,  zij  fcheenen  hun  
 best  gedaan  te  hebben  om  zig  bij  de  inwooneren  
 aangenaam  tê  maaken,  die  bij  alle  gelegenheden  
 met  de  llerklle  uitdrukkingen  van  achting  en  eerbied  
 van  hun  fpraken. 
 Ik  ontmoecede  bij  deeze  gelegenheid  geen  een  
 Opperhoofd  van  groot  aanzien  dan  de  buitenge- 
 B  2  woo