
D shf kwam ons egter niets voor dat belangrijk
a f merkwaerdig was. Wij zagen etary en zijn
gevolg enig grof doek en varkens aan o t o o aanbieden,
terwijl elk ftuk met eene zekere plechtigheid
en eene opzetlijke aanfpraak overhandigd wierd,
waarna zij met enige andere hoofden eene raad-
pleeging ©ver den togt naar Eimeo hielden.
E tary fcheen denzelven in het eerst aftekeuren,
maar eindelijk wierden zijne tegenwerpingen we-
derlegd ; en het bleek ook indedaad dat het te laat
was om over deeze maatregel te raadpleegen, en
dat towha, poTATou. en een ander Opperhoofd
reeds met de vloot Van u4ttahooroo vertrokken
waren; want in den avond kwam ’er een
bode met tijding dat zij Eimeo bereikt hadden, en
dat ’er enige fchermutzelingen hadden plaats gehad
, zonder veel verlies of voordeel voor den
eenen of den anderen.
In den morgen van den agttienden gong ik met
den Heer anderson en omai weder met
o t o o naar Oparre, en wij namen de fehaapen
mede, die ik voorneemens was op het eiland te
laaten, beftaande in eenen Engelfchen ram en ooi
en drie Kaapfche ooien, welke ik alle otoo
fchonk. Alzoo alle drie de koeijen den Hier ontvangen
hadden, .meende ik het te kunnen waagen
dezelve te verdeden en enige naar Ulietea te brengen.
Met dit oogmerk, liet ik haar brengen en
Helde etary voor dat, zoo hij zijnen Hier aan
OTOO
(tl IK1
r l
otoo wilde laaten, hij den mijnen zoude heb*
ben, met eene van de drie koeijen, ’er bij voegende
dat ik dezelve voor hem naar Ulietea
zoude brengen, want ik durfde den Spaanfchen
Hier niet vervoeren, uit vrees dat hij een ongeluk
mogt krijgen, alzoo het een zwaar en moedig
beest was. Tegens dit mijn voordel had e t a r y
in het eerst veel intebrengen, maar eindelijk Hemde
hij ’er in toe , gedeeltelijk op aandrang van
oma i . Doeh zoo als men bezig was het vee in
de floep te brengen, verzettede zig een van
e t a r y s gevolg dapperlijk tegens alle ruiling
hoegenaamd. Dit zoo bevindende, en vermoedende
dat e t a r y flechts voor dien oogenblik in
de voorgeftelde fchikking bewilligd hadd’ om mij
genoegen te geeven, en dat hij, als ik weg ware,
misfehien zijnen ftier terug zoude neemen, en dat
otoo ’er dan geenen hebben zoude, vond ik
best alle denkbeeld van ruiling te laaten vaaren,
alzoo die niet gefchieden konde met de onderlinge
bewilliging van de twee partijen , en be-
floot eindelijk die alle aan otoo te laaten, hem
op het ernfligfte aanbeveelende nooit te dulden dat
zij van Oparre vervoerd wierden, zelf niet de
Spaanfche dier, noch enige van de fehaapen,
tot hij eene kudde jongen zoude overgewonnen
hebben , van welke hij dan aan zijne vrienden
konden fchenken en naar de riabuurige eilanden
zenden.
F 3
L
Dit
BKHflf