
 
		is  zulks  hun  bij  geen’  hunner  gelukt.  Maar  hes  
 blijkt  niet  dat  zij  dit  ooit  ondernoomen  hebben  
 ;  want,  zoo  men  de  inboorlingen  gelooven  
 mag,  hebben  zij  nooit  met  hun  over  dit of enig  
 ander  onderwerp  gefprooken.  De  priesters  woonden  
 aanhoudend  in  het  huis  te  Oheitepeha,  maar  
 m a t e e m a   zworf  rond  en  bezogt  de  meeste  
 plaatfen  op  het  eiland.  Eindelijk,  na  dat  hij  en  
 zijne  medgezellen  aldaar  tien  maanden  geweest  
 waren, kwamen  ’er  twee  fehepen  te  Oheitepeha,  
 namen  hen  aan  boord en vertrokken  weder in  vijf  
 dagen.  Dit  haastig  vertrek  toont dat,  welk  oogmerk  
 de  Spanjaarden  ook  met  dit  eiland  mogen  
 gehad  hebben,  zij  het  thans  hebben  laaten  vaaren.  
 En  egter  wilden  zij,   gelijk  mij  door  o t o o   en  
 Veele  andere  bericht  wierd,  voor  zij  vertrokken,  
 de  inboorlingen  doen  gelooven  dat  zij  nog meen-1  
 den  weder  te  koomen,  eri  huizen  ,  allerleie  
 foorten  van  dieren,  en  mannen  en  vrouwen  zouden  
 medebrengen,  die  zig  op  het  eiland  zouden  
 nederzetten,  en  aldaar  leeven  en  flerven.  O t o o   
 voegde  ’er,  toen  hij  mij  dit  zeide,  bij  dat,  zoo  
 de  Spanjaards  weder  kwamen  ,  hij  ben  niet  aan  
 bet  fort  te Matavai  zoude  laaten  koomen,  dat,  
 zeide  hij,  het  ons  was.  Het  Was  gemaklijk  te  
 zien  dat  dit denkbeeld  hem  behaagde,  weinig denkende  
 dat  deszelfs  vervulling  hem  in  eens  van  
 zijn  koningrijk  en  het  volk  van  zijne  vrijheid  
 zoude  berooven.  Dit  toont  hoe  gemaklijk  men 
 zig 
 zig  op  Otahiti  zoude  kunnen  vestigen,  hetwelk  
 ik,  uit  dankbaarheid voor  herhaalde  goede,  
 dienflen,  hoop  dat  nooit  zal  gebeuren.  Onze  
 bezoeken  nu  en  dan  mogen  deszelfs  inwoone-  
 ren  in  fommige  opzigten  bevoordeeld  hebben;  
 maar  eene  aanhoudende  vastigheid  bij  hen  ,  en  
 zoo  beflierd  als  de  meeste  Europeaanfche  volkplantingen  
 onder  Indiaanfche  natieën  ongelukkig  
 beflierd  zijn,  zoude  hun,  vrees  ik,  billijke  reden  
 geeven  om  zig  te  beklaagen  dat  onze  fehepen  
 hen  immer  hadden  uitgevonden.  Maar  het  is  
 zeer  onwaarfchijnlijk  dat  men  hier  ooit  ernflig  
 aan  zal  denken  ,  alzoo  het  noch  de  eeizugt  van  
 de  regeering  van  het  rijk  ,  noch  de  bijzondere  
 hebzugt  kan  flreelen  ,  en  zonder  zulke  aanlokzelen  
 zal  het ,  denk  ik  ,  nooit  ondernoomen  
 worden. 
 Ik  heb  reeds  gefprooken  van  het  bezoek,  dat  
 ik  van  eenen  van  de  twee inboorlingen,  die  door  
 de  Spanjaarden  naar  Lima  gevoerd  waren  ,  onc-  
 vong.  Ik  zag hem  naderhand  niet weder,  hetgeen  
 mij  enigzints  verwonderde,  alzoo ik hem  met  on-  
 gemeene  beleefdheid  had  ontvangen.  Ik  geloof  
 egter  dat  om a i   hem  van  mij  afhield  door  hem  
 ruuw  te  behandelen,  uit  naijver dat  ’er  een  ander  
 reiziger  op  het  eiland  was,  die  zijn  mededinger  
 kon wezen.  Ons  aandoen  van  Tenerïjfe  was  eene  
 gelukkige  omflandigheid  voor  om a i ,  alzoo  hij  
 zig  beroemde  dat  hij  zoo  wel  als  die  man  eene 
 H  3  plaats