beurd was, dat zulk eene gedagce bijna zoude bevestigen.
Op eenen tijd toen het volk van Rol®-
hola dat van Huaheine floeg, wierden ’er véele
van zijne rnaagen gedood ; maar een van zijne
nabeftaanden kreeg daarna gelegenheid om zig te
wreeken , toen de Bolabolaars op hunne beurt
het onderfpit delfden , en hij fneed een Huk uit
de dije van eenen van zijne vijanden, braadde het
en at het op. Ik heb het offeren van een oog
van den man , die tot flagtoffer dient, aan het
Opperhoofd , reeds meer dan eens befchouwd
als een fpoor van eene gewoonte, die eens wezenlijk
in grooter maate heeft befhan, en die men
door deeze zinnebeeldige plegtigheid nog gedenkt.
Het bekleed zijn met de metro en het voorzitten
bij menschlijke offerhanden fchijnen de bijzondere
kenmerken van de opperheerfchappij te
zijn. Hierbij moet misfchien nog gevoegd worden
het blaazen op een kinkhoorn, die een zeer
fterk geluid voortbrengt. Zoo dra zijne onder-
daanen dit hooren, zijn zij alle verplicht allerleie
eetwaaren naar zijn koninglijk verblijf te brengen,
naar maate van hun vermogen. Bij andere gelegenheden
drijven zij hunnen eerbied voor zijnen
naam alleen tot eene buitenfpoorige en zeer ver-
derflijke hoogte ; want, indien bij zijne aan-
vaerding van den maro enige woorden in hunne
taal bevonden worden enige gelijkenis met denzel
»
gelven te hebben, worden zij voor andere ver*
ruild; en zoo iemand ftout genoeg is om hierin
piet te gehoorzaamen, en deeze woorden te blij*
yen gebruiken, worden niet alleen hij, maar zelf§
alle zijne nabeftaanden, onmiddelijk ter dood ge-
bragt. Men gebruikt dezelfde geftrengheid regens
degeene, die zig verftouten om deezen gehei-
ligden naam aan een dier te geeven (*). En volgens
deeze gewoonte van zijne landslieden, kon
om ai zijne verontwaerdiging niet inhouden dat
de Engelfchen den naam van Prins en Prinfes aan
hunne geliefde paerden en honden geeven. Maar
terwijl de dood op het misbruiken van den naam
van hunnen koning ftaat , geraakt hij, die zig
yrijheden tegens zijne wijze van regeering veroorlooft,
vrij met verbeurte van zijn land en zijne
buizen.
Nooit koomt de koning in een huis van eenen
zijner onderdaanen, maar hij heeft in alle diftric-
ten, die hij bezoekt, eigen huizen. En zo hij
t’enigen tijd door enig toeval mogt genoodzaakt
worden van deeze regel aftewijken , wordt het
huis, dat dus door zijne tegenwoordigheid vereerd
(* ) O t o o is evenwel de naam van eene foort van
reigers, die op de Sociëteit - Eilanden tamelijk gemeen is,
en ik heb niet bemerkt dat iemand fchroömde deezen vogel
zoo te noemen , fchoon dit de naam van den koning
van Otahiti was.
G. FOKSTER..