
 
		woone  perfoonaadjen,  hier  boven  befchreven,  
 WA h e i  a d  00 a  de  Koning  van  Tiaraboo  ( g e lijk  
 dit  gedeelte  van  het  eiland  genoemd  wofdt}  
 was  nu  afwezig,  en  naderhand  bevond  ik  dat  hij  
 niet  dezelfde  man  was*  fchoon  van  denzelfden  
 naam,  met  het Opperhoofd,  dat  ik  hier  op  mijne  
 laatfte  reis  gezien  had,  maar  zijn  broeder,  een  
 jongen  van  omtrent  tien  jaaren,  diena  den  dood  
 van  den  oudften  Wa h e i a d o ö A,   hem  omtrent  
 twintig  maanden  voor  onze  aankomst  was  opge»  
 volgd.  Wij  vernamen  ook  dat  de  beroemde  
 o b e r e a   dood was,  maar  dat  o t o o   en  alle  onze  
 andere  vrienden  nog leefden. 
 Toen  ik  van  het  huis  van  de  Spanjaarden  terug  
 kwam,  vond  ik  o m a i  fpreekenden  töt  eene  groo-  
 te  fchaare,  en  het  was  met  moeite  dat  ik  hem  
 %eg  kreeg  om  met  mij  naar  boord  te  gaan ,  daar  
 'ik  eene  gewigtige  zaak  had  te regelen. 
 Alzoo  ik  wist  dat  Otahiti  en  de nabuurige eilanden  
 ons eenen  overvloedigen  voorraad van  kokos 
 nooten  konden  opleveren,  welker  fap  .zeer  
 wel  in  plaats  van  gebrouwen  dranken  kan  dienen,  
 wenschte  ik mijn  volk  overtehaalen  om hunne  toe»  
 ftemming  te  geeven  tot  hetinhoudenvan hun  rant-  
 foen  fterken  drank,  dat  zij  kreegen om  met water  
 te  mengen,  zoo  lang  wij  hier lagen.  Dan  alzoo  
 het  inhouden  van  iets,  waarop  zij  zoo  zeer  gezet  
 zijn,  zonder  ’er  reden  van  te  geeven,  een  algemeen  
 gemor  zoude  hebben  kunnen  veroorzaaken, 
 kwam 
 kwam  het  mij  voorzigtigst  voor  het  volk  boven  
 te  roepen  en  hetzelve  het  ontwerp  van  de reis en  
 de  uitgeftrektheid  van  onze  toekoomende  ver-  
 rigtingen  bekend  te  maaken.  Om  hen  overtehaalen  
 om  dezelve  welgemoed  en  ftandvastig  te  
 onderneemen,  fprak  ik  het  van  de  belooningen,  
 door  het  Parlement  uitgeloofd  aan  degeenen  van  
 zijner  Majefteit  onderdaanen,  die  de  eerfte  eene  
 gemeenfchap  tusfchen  den Atlantifchen  en  Stillen  
 Oceaan,  in  welke  rigting  het  zij,  in  het Noorder  
 halfrond  zouden  ontdekken,  gelijk  ook  aan  degeenen  
 ,  die  de  eerfte  tot boven  den  negen  en  tag-  
 tigften  graad  Noorder  Breedte  zouden  doordringen. 
   Ik  twijfelde  niet,  zeide  ik,  of ik  zoude  
 hen  bereid  vinden  om  met  mij medetewerken  en  
 zoo  veel  als  mogelijk  was  te  doen om  eene  van  
 deeze  belooningen  te winnen;  doch  dat  het,  om  
 ons  den  besten  kans  te  geeven  van wel  te  flaagem,  
 nodig  zou  zijn  de  grootfte  fpaarzaamheid in  acht  
 te neemen  in  het  gebruiken van onze  fcheeps- behoeften  
 en  proviand,  voornamelijk  van  het laatfte,  
 alzoo  ’er  geene  gelegenheid  was  om ergens  nieuwen  
 voorraad  te  verkrijgen,  na dut  wij  deeze  eilanden  
 zouden  verlaaten  hebben.  Ik  verfterkte  
 mijne  redenen  met hen  te  herinneren  dat onze  reis  
 ten minften  een  jaar langer moest  duuren  dan men  
 in  het  eerst  gedagt  had,  doordien  het  ons  mislukt  
 was  in  deezen  zomer  naar  het  Noorden  te  
 itevenen.  Ik  verzogt  hen  de verfchillende  moei- 
 B  3  je