
 
		gen  inlandsch  doek  geplakt  o f  vastgehecht,  en  
 dan aan het  bovenst eind van  den wimpel  genaaid,  
 welken  Kapitein  wa l l i s   aan  wal  had  laaten  
 waaien  de  eerfte  reis  dat  hij  op  Matavai  geland  
 was.  Dit  zeiden  zij  ons,  en  wij  hadden  geene  
 reden  om  ’er  aan  te  twijfelen,  alzoo wij  ’er nog  
 duidlijk  het overfchot van eenen  Engelfchen wimpel  
 aan  zagen.  Omtrent  zes  of agt duimen  vierkant  
 van  de maro was zonder  verfierzelen,  zijnde  
 op  die  ruimte  geene  vederen  dan  enige weinige,  
 die  door  w a h e i a d o o a ,  gelijk  reeds  gezegd  
 is ,  gezonden  waren*  De  priefters  deeden  een  
 lang gebed  betreklijk dit gedeelte  van  de plechtigheid, 
   en,  als  ik  mij niet bedroog, noemden  zij dat  
 het gebed  van  de maro.  Toen  het geëindigd was  
 wierd  het  teken  van  de  koninglijke  waerdigheid  
 zorgvuldig  opgerold,  in  het doek gewonden,  en  
 weder  op  de mor ai gelegd. 
 Nu  wierd  de  andere  bundel,  dien  ik  bij  den  
 naam  van  de  arke  onderfcheiden  heb,  aan  een  
 eind  geopend;  maar  men  ftond  ons  niet  toe  na  
 genoeg  te  koomen  om  deszelfs  geheimzinnigen  
 inhoud  te  bezien.  Het  bericht,  dat  wij  ontvon-  
 gen,  was  dat  de  Eatooa,  wien  zij  geofferd  hadden, 
   en  wiens  naam  Oroo  is ,  ’er  in  verborgen  
 was,  o f   liever  hetgeen  onderfteld  wordt  hem  te  
 verbeelden.  Dit  heilig  verblijf is  gemaakt  van  de  
 vezelen  van  den  bast van  de kokos-noot,  en om.  
 «rent  van  gedaante  als  een  groot  fuiker-brood, 
 dat 
 dat  is  rondachtig  met  het een.  eind veel dikker dan  
 het  ander.  Wij  hadden  zeer  dikwijls diergelijke  
 kleine  van  verfchillende  inboorlingen  gekregen,  
 maar wisten  toen  niet waartoe  zij  dienden. 
 Nu  wierd  de  bigge,  die  geflagt  was,  fchoon  
 gemaakt  en  haar  de  ingewanden  uitgenoomen.  
 Zij  hadden  gevallig  veel  van  die .trekkingen,  die  
 zig  dikwijls  op  verfchillende  plaatfen  vertoonen,  
 als  een  dier  geflagt  is,  en  dit wierd  door  de  toekijkers  
 befchouwd  als  een  zeer  gunftig voorteken  
 voor  den  to g t,  voor  welken  de  offerhande  ge-  
 fchied  was.  Na  dat  de  ingewanden  enigen  tijd  
 ten  toon  hadden  gelegen,  opdat  elk,  die  zulks  
 verkoos,  derzelver  coeftand  konde  waarneemen,  
 wierden  zij  naar  de  priefters  gebragt  en  voor  
 hun  nedergelegd.  Terwijl  een  hunner  bad,  bekeek  
 een  ander  de  ingewanden  naauwkeuriger en  
 roerde  dezelve  zagtjens  om met een’ ftok.  Toen  
 zij  genoeg  bekeken  waren,  wierden  zij  in  het  
 vuur  geworpen,  om  te  verbranden.  Nu  wierd  
 de  geofferde  bigge  met  de  lever enz.  op  de what-  
 ta  gelegd, daar  de hond  daags  te  vooren  geplaatst  
 was  en  toen  wierden  alle  de  vederen,  behalven  
 de  ftruis-veder,  met de Eatooa  in  de arke  opgefloten  
 ,  en de plechtigheid nam  een  einde. 
 Daar  lagen  den  geheelen  morgen  vier  dubbele  
 kanos  op  het ftrand voor  de  plaats  der  offerhande.  
 Op  het  voorfte  gedeelte  van  ejke  derzelve  was  
 een  plat  dek  gemaakt,  met  palm-bladeren  bedekt,