
 
		lijk  dan  die  aan  de  overzijde  van  hec  water,  in  
 deeze  vallei,  welker  witte  henananoa  of  pyra-  
 mide  wij  nu  bijna  verzeekerd  waren  dat  alleen  
 haare  kleur  had van Hukken  van  het gewijde doek,  
 die  ’er  op  lagen.  Op  verfcheiden  plaatfen  binnen  
 het  ingefloten  gedeelte  van  deeze  begraafplaats  
 waren  boomen  van  de  Cordia  febestina,  
 enige  van  de  Morinda  citrifolia  ,   o f  de  breeds  
 bladige  Bancudie  of  Braamboozen  - boom  ,  en  
 verfcheiden  planten  van  de  eete  ©f jeejee  van  
 Tongataboo  ( * ) ,  met  welker  bladeren  de  henut-  
 naa  gedekt  was;  en  ,  alzoo  ik  opmerkte  dat  
 deeze  plant  niet  gebruikt  was  om  hunne  woonhuizen  
 te  dekken,  is  het  waarfchijnlijk  dat  dezelve  
 alleen voor godsdienftige  gebruiken bewaard  
 wordt. 
 Onze  weg  van  en  naar  de  mor a i,  die  ik  be-  
 fehreven  I^eb  ,  lag  door  de  plantagieën.  Het  
 grootst  gedeelte  van  den  grond  was  geheel plat,  
 hier  en  daar  doorfneden  met  flooten  vol  water,  
 en wegen,  die opgehoogd  fcheenen.  De  tusfchen-  
 vakken  waren,  over  het  algemeen,  met  taro beplant, 
   die  hier  zeer welig  groeit,  alzoo de  velden  
 laager  zijn  ,  zoo  dat  zij  bevogtigd  blijven.  .  Het  
 water,  dat  ’er  op  Haat,  koomt waarfehijnlijk  van  
 dezelfde  bron,  die  den  grooten  vijver  voorziet, 
 waar? 
 (*)  Denklijk  de  Dracaena  terminalh.  tifjttzt. 
 Oé  F Oa S T* Ri