
 
		geheel  niet  mede  omgaan»  Om  dezelfde  redéö  
 noemden  zij  ijzer  dikwijls met  den haam  van  toe,  
 die  in  hunne  taal  een  hakmes,  of  liever  eene  
 foort  van  bijl  betekent.  Hen vraagende wat  ijzer  
 ware?  antwoordden  zij  onmiddelijk:  wij  westen  
 het  niet  ;  gij  weet  wat  het  is ,  en  wij  kennen  
 het  Hechts  als  toe  of  hamaite.  Toen  wij  hun  
 enige  glazen  koraalen  lieten  zien  ,  vroegen  zij  
 eerst,  wat  zij  waren,  en  o f  zij  die  op  konden  
 eeten?  maar  toen  wij  hen  zeiden  dat  zij  dezelve  
 in  de  ooren  moesten  hangen  ,  gaven  zij  die  als  
 nutloos  terug.  Zij  waren  even  onverfchillig omtrent  
 een  fpiegeltjen,  dat  hun wierd  aangeboden,  
 en  gaven  het  om  dezelfde  reden  weder,  tegelijk  
 hun  verlangen  genoegzaam  te  kennen  geevende  
 naar  toe  of hamaite,  ’ t  welk  zij  wenschten  dat  
 zeer groot mogt wezen*  Borden  van  aarde-werk,  
 porfeleine  kopjens  en  diergelijke  dingen  waren  
 hun  zoo  vreemd,  dat  zij  vroegen  of zij  van  hout  
 gemaakt  waren;  maar  zij  wenschten  ’er  enige  te  
 hebben,  om  die  mede  te  neemen  en  aan  land  te  
 laaten  zien.  Zij  waren  ,  in  fommige  opzigten,  
 beleefd  van  aart,  of  ten  minften  bedugt  van  iets  
 te  doen,  dat  ons  mogt  beledigen,  want  zij  vroegen  
 of  zij  zouden  gaan  zitten,  of zij  op  het  verdek  
 fpuuwen  mogten,  en  diergelijke.  Sommige  
 fpraken  een  lang gebed  uit,  alvorens  zij  aan  boord  
 kwamen,  en  andere  zongen  daarna en  deeden  be-  
 weegingen  met  de  handen,  gelijk  wij  gewoon 
 wa* 
 Waren  geweest  te  zien  in  de  danfen  op  de eilanden  
 ,  die  wij  laatst  bezogt  haddem  Daar  was  
 nog  eene  andere  omftandigheid,  waarin  zij  ook  
 volmaakt  naar  deeze  andere  eilanders  gekeken.  
 In  het  eerst,  toen  zij  in  het  fchip  kwamen  
 tragteden  zij  alles  te  fteelen  ,  dat  hun  voorkwam  
 ,  o f liever het  openlijk weg  te neemen,  als  
 o f  zij  begreepen  dat  wij  zulks  niet  zouden  verhinderen, 
   noch  kwalijk neemen.  Wij  overtuigden  
 hen  weldra  dat  zij  zig  hierin  bedroogen,  en  zoo  
 zij  enigen  tijd  daarna  minder  driftig  wierden  om  
 zig  alles  toe  té  eigenen  wat  hun  aanftond,  was  
 het  omdat  zij  bevonden  dat  wij  een waakend  oog  
 op  hen  hielden. 
 Ten  negen  uuren,  vrij  digt  bij  land  zijnde,  
 zond  ik  drie  gewapende  floepen  ,  onder  bevél  
 van  den  Luitenant w iLLiAMsoNj  om naar zoet  
 water  om  te  zien.  Ik beval  hem dat  hij,  zoo  hij  
 het  nodig  vond  aan  land  te  gaan  om  water  te  
 zoeken,  niet  meer  dan  een’  man  met  zig  uit  de  
 floepen  zoude  medeneemen.  Zoo  als  zij  van  
 het  fchip  afdaken  ,  fprong  een  van  de  inboorlingen  
 ,  die  des  flagters  groot  hakmes  geflolen  
 had,  ’er  méde  over  boord,  klom  in  zijne  kano,  
 en  fpoedde  zig  naar land,  terwijl  de  floepen  hem  
 te  vergeefsch  vervolgden. 
 Het  bevel  dat  niemand  van  het  volk  van  de  
 floepen  aan  land  zoude  gaan  bad  ik  gegeéven,  
 ten  einde  alles  te  doen  wat in  mijn  vermogen was 
 X.  Deel.  V   om