
 
		Enige  meloenen,  aardappelen,  en  twee  ananasplanten  
 beloofden  wel  te  zullen  flaagen,  voor wij  
 deeze  plaats  verlieten.  Ik  had verfcheiden porn*  
 pelmoezen  boomen  van  de  Vrienden - Eilanden  
 medegebragt;  deeze  plantede  ik  hier  ook  en  zij  
 kunnen  niet  wel  misfen  te  flaagen,  tenzij  derzel*  
 ver  groei  worde  belet  door  dezelfde  voorbaarige  
 nieuwsgierigheid,  waardoor  een  wijngaard,  door  
 de  Spanjaarden  te  Oheitepeha  geplant,  vernield  
 wierd,  Daar  verzamelden  zig  enige  van  de  inboorlingen  
 om  de  eerfte  vrugt,  die hij droeg,  te  
 proeven;  dan  alzoo  de  druiven  nog  zuur waren,  
 befchouwden  zij  die  als  weinig beter dan  vergift,  
 en  daar  wierd  eenpaarig  befloten  dien  te  vertrappen. 
   In  dien  Haat  wierd  hij  toevallig  door  
 oiyiAi  gevonden,  die  ten  hoogften  met  deeze  
 ontdekking  in  zijn  fchik was;  want  hij  was in  het  
 goed  vertrouwen  dat  hij,  als  hij  flechts  druiven  
 had,  gemaklijk  wijn  zoude  kunnen  maaken.  Hij  
 liet  dan  verfcheiden  Hekken  van  den  wijngaard  
 fnijden  om  mede  te  neemen,  en wij  fnoeiden  het  
 overfchot  en  maakte  het  in  orde,  Misfchien  zul-*  
 len  zi j ,   door  om a is   onderrigting  wijs  geworden  
 ,  de  vrugt  tot  volkoomenheid  laatep  groeien  
 en  ’er  niet  meer  zulk een  voorbaarig  vonnis  over.  
 yellen. 
 Wij  hadden  nog  geene  agt en  veertig puren  it^  
 filqiavaV baai  ten  anker  gelegen  of wij  hadden  
 yeeds  bezqeken  ontvangen  van  alle  onze  oude 
 vrienden,  welker  naamen  in  het  verhaal  van  mijne  
 voorige  reis  zijn  te  boek  geileld.  Niemand  
 hunner  kwam  met  ledige  handen  ,  zoo  dat  wij  
 meer  levensmiddelen  hadden  dan  wij  gebruiken  
 konden,  en,  dat  meer  was,   wij  hadden  geene  
 vrees  van  het  eiland  te  zullen  uitputten,  dat  alle  
 tekenen  van  den  weelderigften  overvloed  in  alle  
 foorten  van  ververfchingen  aan  ons  gezigt  vertoonde. 
 Kort  na  onze  aankomst  kwam  een  van  de  inboorlingen  
 ,  welken  de  Spanjaards  mede  naar  
 Lima hadden genoomen,  ons  bezoeken,  maar  hij  
 was  in  zijn  uiterlijk  voorkoomen  niet  te  onder-  
 fcheiden  van  de  overige  zijner  landslieden.  
 Hij  had  egter  enige  Spaanfche  woorden,  die hij  
 geleerd  had,  nog  niet  vergeeten,  fchoon  hij  dezelve  
 liegt  uitfprak.  Die  hij  meest  gebruikte  
 waren  j l  Jïgnor,  en,  als  een vreemdeling  tot hem  
 wierd  ingeleid,  liet  hij  niet na  opteftaan  en  hem,  
 zoo  goed hij  kon,  aan  te  fpreeken. 
 Wij  vonden  hier  ook  den  jongman,  dien  wij  
 OEDiDEE  genoemd  hebben,  doch  wiens  waare  
 naam  he e t e   h e e t e   is  Ik  had  hem  in  1773  
 van  Ulietea  medegenoomen  en  in  1774  terug ge-  
 bragt,  na dat  hij  de Vrienden - Eilanden,  Nieuw-  
 Zeeland,  Paasch- Eiland  en  de  Marquifen-  
 Eilanden  bezogt  had,  en  in  die  uitgellrekte  
 vaart,  omtrent  zeven  maanden  bij  mij  aan boord  
 was  geweest.  Hij  toonde  ten  minden  zoo  wel 
 C  4  zii’