gemaakt, dat ’er zeer ftrak door wordt gehaald,
o f andere van varkens tanden, naast elkanderen
gefchikt, met de holle zijde naar buiten, en de
punten afgefneden , als de voorige aan malkaêr
vastgemaakt, waarvan fommige, Hechts van groa-
te flagtanden van beer-varkens' gemaakt, zeer
lierlijk zijn (*). De mannen draagen fomtijds
pluimen van de vederen van de keerkring-voge*
len , in bun hair geftooken, of haanenr vederen ,
om net gepolijste ftokjens gebonden van twee
voeten lang , gemeenlijk van onderen met oora
verfierd ; ook wordt tot dat einde het vel van
den ftaert van eenen witten hond over een ftok
genaaid met de kwast aan het eind. Zij draagen
ook dikwijls op het hoofd eene foort van ver-
lierzel van de dikte van een vinger of meer, met
roode en geele vederen aardig gefchakeerd en
van agteren te zgamen gehonden, en op den arm
boven den elleboog eene foort van breed fchulpv
werk op eenen grond van net-werk.
De mannen zijn dikwijls beprikt, fchoon niet
op bijzondere plaatfen , gelijk de Otahitiers en
die van Tongatabco; fomtijds zijn ’er enige tekenen
op hunne handen, armen en lendenen; maar
dikwijls zagen wij ’er in het geheel geene, fchoon
enige weinige meet van deeze foort van ver-
fierzelen hadden dan wij gemeenlijk op andere
plaatplaatfen
gezien hadden, en vernuftig uitgevoerd
in eene groote verfcheidenheid van lijnen en figuu-
ren op du armen en het voorst gedeelte van het
lighaam, waarop fommige de afbeelding van de
faame of de borst - plaat van Otahiti hadden i,
fchoon wij dje zelve onder hen niet vonden.
Zij fplijten de voorhuid niet of fnijden ’er geen •
ftuk a f, gelijk pp de Sociëteit- en Vrienden-
Eilanden de gewoonte is , maar hebben die algemeen
over het hoofd getrokken en met een
touw vastgebonden, gelijk enige van de inboorlingen
van Niettw * Zeeland doen.
Schoon zij in dorpen fchijnen te woonen , is
’er egter geen fchijn van verdediging of ver-
fterking, bij dezelve ; de huizen ftaan hier cn
daar verfpreid zonder orde, met opzigt tot den
afftand van elkanderen, of hunne plaatfing; daaP
is ook geene evenredigheid in hunne grootte;
want fommige zijn groot en gemaklijk, van vijf?
tig tot veertig voeten lang, en cwfntig of dertig
breed, terwijl andere niet meer dan hutten zijn.
Derzejver gedaante is niet ongelijk aan langwerpige
koren- of hooi-ftapels, of misfehien zal
men ’er een beter denkbeeld van krijgen , als
men onderdek dat het dak van een.fchuur op
den grond geplaatst is, zoo dat het eenen hoo-
gen fcherp toeloopenden nok vormt met twee
zeer laage zijdemuuren, die op eenigen afftand
n^auwlijks zigtbaar zijn. B,e gevels aan elk
eind,