O m a i had wel reeds eens of tweemaalen te v o o
ren getragc op het paerd te koomen, maar hij
was ’er geduurig weder afgefmeten voor hij zig
had kunnen zetten, zoo dat deeze de eerile reize
was dat zij iemand een paerd zagen berijden. Dat
Kapitein c x e r k e en ik begonnen hadden wierd
naderhand dagelijks, zoo lang wij aldaar verblee-
ven , door den eenen of anderen van ons volk
herhaald; en egter bleef de nieuwsgierigheid van
de inboorlingen fleeds even groot. Zij waren uit*
neemend in hunnen fchik met deeze dieren, toen
zij gezien hadden , welk gebruik men van hun
maakte, en, voor zoo verre ik kon oordeelen,
gaven dezelve hun e.en beter denkbeeld van de
grootheid van andere natieën dan alle de andere
nieuwigheden , welke hunne Europifche bezoekers
bij hen ingevoerd hadden. Beiden de hengst
en de merrie waren in een zeer goeden Haat en
zagen ’er uitneemend wel uit.
Den volgenden dag vertrok e t a r y o f o lx a ,
de God van Bolabola, die nu enige dagen in de
nabuurfchap van Matavat geweest w a s , naar
Oparre, van verfcheiden zeilende kanos verzeld.
Men zeide ons dat o t o o niet goedkeurde dat hij
zoo nabij ona verblijf ware,, daar zijn voïk onzen
eigendom gemaklijker konde ontvreemden., Ik moet
o t o o het recht doen van te zeggen, dat hij alle
middelen gebruikte welke de voorzigtigheid hem
aan de hand kon geeveïi om dieverijen voortekookóomen
, én het was meer aan zijne fflaatrégelèn
dan aan onze eigen omzigtigheid töetefchrijven dat
’er zoo weinige begaan wiefden. Hij had zorg
gedraagen een hutjen of twee aan de andere zijde
van de rivier, agter onzen post, te laaten op-
rigten, en nog twee andere bij onze tenten, op
den oever tusfchen de rivier en de zee. In alle
deeze hielden enige van zijn volk aanhoudende de
wagt, en zijn vader hield gemeenlijk zijn verblijf
op Mat aval - punt, zoo dat w ij, om zoo te fpree-
ken, van hun omringd warem Aldus bewaarden
zij ons niet alleen in den nacht voor dieven, maar
konden alles wat ’er ovër dag omging gewaar
worden; en zij waren gereed om de meisjens,
die met obs volk geheime zaamenkotfiften hielden,
wat te doen afgeeven, dat gemeenlijk allé
morgens gefchiedde, zoo dat de maatregelen, die
hij genoomen had om onze veiligheid te befcher-
fiien, met een tót het voor hem géwigtiger oogmerk
diende van zijne eigen voordeelen te vermeerderen.
O too zeide mij dat zijné tegenswoofdigheid
te Oparrë vereischt wierd, daar hij dén grooteii
perfoonaadje van Bolabola gehoor ftond te gee-
ven, en vroeg mij o f ik hem derwaarts wilde verzeilen,
Waarin ik gereêdlijk toeftemdé, in hoop
Van iéts te zien dat onze opmerking waerdig ware.
ik gong dan met hem méde in den morgen van
den zestienden; verzeld vaö dén Heer anderson.
F s Daaf