
 
		8ia  ZJan* I7?8.j REIZE NAAR DEN 
 de  eerfle  alles  wat wij merkwaerdigs mogten  ont*»  
 moeten  met  zoo  veel  bekwaamheid  met  de  pen  
 kon  befchrijven  als  de  ander  het met  zijn penfeel  
 kon  afbeelden.  Wij  wierden  van  eenen  talrijken  
 ftoet  inboorlingen  gevolgd,  onder  welken  ik  
 eenen, welken  ik  had onderfcheiden  aan de moeite,  
 die  hij  aanwendde  om  de  overige  in  orde  te  houden, 
   tot  mijnen  gids  uitkoos.  Deeze  riep  van  
 tijd  tot  tijd  uit dat wij  aannaderden,  en elk,  dien  
 .wij  ontmoeteden  ,  viel  voorover  op  den  grond  
 en  bleef liggen'tot wij  voorbij  waren.  Deeze  is,  
 zoo  als  ik  naderhand  verftond,  de wijze, waarop  
 Zij  hunnen  eigen  grooten  Opperhoofden  hunnen  
 eerbied  betuigen  (*).  Terwijl  wij  met  de  fche»  
 pen  uit  het Oosten  de  kust langs  voeren,  hadden  
 wij  bij  eik  dorp  een  of meer  hooge  witte  voor**  
 werpen  als  pyramiden  ,  o f  liever  obelisken  bespeurd, 
   en  een.  van  deeze,  die  ik  gis  dat  ten  
 minften  vijftig  voeten  hoog was,  vertoonde  zig  
 óp  de  plaats  daar  het  fchip  lag,  en  fcheen  niet-  
 verre  in  deeze  vallei  te  zijn.  Dezelve  nader  te  
 befchouwen  was  het  voornaamst  doel'  van  mijne  
 wandeling.  Onze  gids  verftond  volmaakt wel dat  
 Wij  derwaarts wenschten  gebragt  te worden; maar 
 zij 
 (* )  Iets  diergelijks  bejegende  le  maire  en  scHpur  
 ten  op  het  Kokos-  eu  Schouten - Eilanden,  die  niet  verre  
 van  de Vrienden-Eilanden  af  liggen. 
 Q.  FORST ER,