deed de moeder van den jongen Prins wel haar
best, maar ik kon niet bemerken dat zij grooter
gezag had dan veele andere.
O ma is huis thans ten naastenbij voltooid zijnde,
wierden op den zes en twintigften verfcheiden
van zijne goederen aan land gebragt. Onder eene
menigte van andere onnutte voorwerpen was eene
kist met fpeelgoed , dat, openlijk ten toon ge_
ftejd zijnde , de gaapende menigte grootlijks
fcheen te behaagen; maar wat zijne potten, ketels
, fehotels , borden , bekers, glazen en het
geheele ftel van ons huisraad belangt, naauwlijks
wilde iemand van zijne landslieden die zelfs maar
aanzien. O m ai begon nu zelf ook te denken
dat zij hem van geen nut waren , dat een ge-
braaden varken een fappiger voedzel was dan gekookt
fpek, dat een plataan - blad een zoo goede
fchotel of bord was als tin, en dat eene kokos-
nootendop een zoo gemaklijke beker was als een
blikke verlakte kroes. En daarom verkogt hij
zoo * veele van deeze artijkeien van Engelsch
keuken - gereedfehap als hij ’er onder het fcheeps-
volk koopers voor kon vinden, en nam ’er van
hun bijltjens en ander ijzer gereedfehap voor,
die in dat gedeelte van de waereld eene grooter
inwendige waerde hadden, en zijne meerderheid
boven degeene, met welke hij zijne overige da*
gen moest doorbrengen, vergrootede.
Op de lange lijst van gefchenken , waarmede
men
men hem in Engeland befchonken had, waren
vuur-werken ook niet vergeeten* Wij Haken
enige af in den avond van den agt en twintigften
voor eenen grooten toeloop van volk , dat dezelve
met een vermengd gevoel van vermaak en
vrees befchouwde. Dat ’er overbleef wierd in
orde gebragt en aan o m a i gelaaten, volgens des-
zelfs oorfpronglijke beftemming. Misfchien behoeven
wij het niet als een ernftig ongeluk te bejammeren
dat verre het grootst gedeelte van deeze
fraaijigheden reeds in vertooningen op andere
eilanden verlpild, o f door zoo lang bewaard te
zijn nutloos geworden was.
Den dertigften, tusfehen middernacht en vier
uuren in den morgen, vond de Bolabolaar, dien
ik in hechtenis had, middel om uit het fchip te
ontfnappen. Hij nam een ftuk van de ketting,
van de boeien, die aan zijn been vast was, mede,
die hem afgenoomen wierd zoo dra hij aan wal
kwam, door een van de Opperhoofden, dat hem
aan om a i gaf, die reeds zeer vroeg in den morgen
aan boord kwam, om mij te berichten dat
zijn doodlijke vijand weder op hem losgelaaten
was. Bij onderzoek bleek dat niet alleen de
fchildwagt, bij den gevangenen geplaatst, maar
de geheele wagt op het half-dek, daar hij zat,
zig hadden te flaapen gelegd. Hij nam die gelegenheid
waar om den fleutel van de boeijen uit
de lade van het kompas-huis, waarin hij denzel