
 
		mar  land  brengen  om  het  waheiadooa  te  
 overhandigen,  ten  einde  deeze  het  aan  o t o o  
 zoude  brengen,  opdat  het  bij  het  koninglijk  
 tnaro  zoude  gevoegd  worden.  Hij  dagt  met  dit  
 overleg  beiden  de  Opperhoofden  te  verplichten,  
 terwijl  hij  het  een  grootlijks  verftoorde,  welks  
 gunst  hem  van  het  grootst  belang  was,  zonder  
 van  het  ander  enige  belooning  te  erlangen.  Dat  
 ik voorzien  had  gebeurde;  want  waheiadooa  
 hield  het  gefchenk  voor  zigzelf  en  zond  o t o o  
 niet  dan  een  klein  bosjen  vederen,  dat  niet  het  
 twïntigfte  gedeelte  van  het  kostlijk  gefchenk uitmaakte  
 (*_). 
 Den  negentienden  zond  het  jong  Opperhoofd  
 mij  een  gefchenk  van  tien  o f  twaalf  varkens,  
 enige  vrugten  en  wat  doek.  In  den avond Haken  
 wij  enige  vuurwerken  af,  welke  door  de talrijke  
 aanfchouweren  met  verbaasdheid  en  vermaak  be-  
 fchouwd  wierden. 
 Deezen  dag  vonden  enige  van  onze  heeren  op  
 hunne  wandelingen  hetgeen  zij  eene  Roomsch  
 Katholijke  kapel  geliefden  te  noemen.  En  volgens 
 (   )   Mij  dunkt  dat  coo k  zig  met  alle  recht  ernfliger  
 tegens  de  dwaasheid  van  den  armen  om ai   zoude  hebben  
 kunnen  verzetten,  daar  een  voorval  van  deezen  aart  
 genoeg  zou  kunnen  zijn  om  eenen  oorlog  tusfchen  de  
 twee  Opperhoofden  te  veroorzaaken. 
 C.  FORSTER, 
 gens  hun  bericht  was  ’er  ook  niet  aan  te  twijfelen; 
   want  zij  befchreeven  het  altaar  en  alle andere  
 deelen  van  zulk  eene  plaats  van  godsdienstoefening, 
   Dan  naardien  zij  ook  zeiden  dat twee  
 mannen,  die  ’er  de  wagt  bij  hadden,  hen  ’er  niet  
 in  hadden  willen  laaten  gaan,  dagt  ik  dat  zij  het  
 mis  konden  hebben  en  had  de  nieuwsgierigheid  
 van haar  zelf  te  gaan  zien.  De  onderftelde  kapel  
 was  een  toopapmo,  in welke  de overblijfzels van  
 wijlen  w a h e i a d o o a ,  als  het  ware,  in  ftade  
 lagen,  Het  was  in  een  vrij  groothuis,  dat door  
 een  laag  hek  van  paalwerk  omringd  was.  De  
 toopapaoo.  was  ongemeen  net  en jgeleek  naar  een  
 van  die  kleine  huisjens  of afdakken,  die  zij  voor  
 hunne  groote  kanos  maaken.  3V1 isfchien  had het  
 eerst  tot  dat  gebruik  gediend.  Het  was  bedekt  
 en  rondom  behangen  niet doek  en  matten  van  ver-  
 fchillende  kleuren,  dat  vrij  aardig Hond.  Onder  
 de  andere  opfieringen  muntte  een Huk  rood  laken  
 uit,  vier  of  vijf  ellen  lang,  dat  ongetwijfeld een  
 gefchenk  van  de  Spanjaarden was.  Dit laken  eü  
 enige  bosfen  vederen,  die  onze  officiers voor  zijde  
 aangezien  hadden,  hadden  hun  het  denkbeeld  
 van  eene  kapel  gegeeven ;  want  dat  er  nog aan  
 ontbrak  om  de  gelijkenis  volledig  te-  maaken,  
 voegde  hunne  verbeelding  ’er bij,  en  zoo  zij  niet  
 van  te  vooren  geweeten  hadden  dat  hier  onlangs  
 Spanjaards  geweest waren,  zouden  zij  er  zig  niet  
 in hebben  kunnen bedriegen.  Daar  fcheenen  dage