
geene vrouw behoorde, noch, twijfel ik , waar-
fchijnlijk behooren zal, tenzij het hoofd van hetzelve
minder losbandig worde. Thans fcheen
om ai nog in het geheel niet geneigd om zig eene
vrouw te neemen.
Het huis, dat wij voor hem oprlgteden, was
vier en twintig voeten breed, agttien voeten
-diep, en tien voeten hoog. Het was gebouwd
van planken , zijnde de buit van onze krijgs*
verrigtingen op Eimeo, en daar wierden , in het
-bouwen van hetzelve , zoo weinige ipijkers gebruikt
als mogelijk was, opdat men niet inwer-
zoeking mogt koomen van het, om de wille van
het ijzer, aftebreeken. Daar wierd bepaald dat
hij, onmiddelijk na ons vertrek, een groot huis
op de wijze van zijn land zoude beginnen te bouwen,
welks een eind over dat, hetwelk wij gebouwd
hadden, zoude overfteeken, zoo dat het^
tot grooter veiligheid,geheel daarin befloten zoude
zijn. In dat werk beloofden enige van de Opperhoofden
hem te zullen bij(laan, en zoo het gebouw
, dat hij voorneemens is te fïigten , den
grond bedekt, dien hij af bakende, zal het zoo
groot zijn als de meeste op dat eiland.
Zijne Europifche wapenen beftonden in eenen
fnaphaan, eene bajonet en een patroon-tas, een
jagt geweer, twee paaren piltoolen en twee of
drie hartsvangers. Het bezit van deeze laatfte
«naakte hem zeer vergenoegd , dat mijn eenigse
doel
doel was met hem zulke gefchenken te geeven;
want ik was altijd van gedagten dat hij gelukkiger
zoude geweest zijn zonder fchiet-geweer
en andere Europifche wapenen dan met dezelve,
alzoo zulk oorlogs- tuig in de handen van iemand,
wiens voorzigtig gebruik van dezelve ik enigen
grond had te mistrouwen, eer zijn gevaar moest
vermeerderen dan zijne meerderheid doen gelden.
Na dat hij alles dat hem toebehoorde aan
land had, en in zijn huis was getrokken, ver-
zogt hij de meeste Officieren van beiden defchepen
twee of drie maaien ten eeten , en zijn tafel was
altoos wel voorzien van de beste levensmiddelen,
welke het eiland opleverde*
Voor ik onder zeil gong, liet ik het volgend
opfchrift op den büiten-wand van zijn huis fnijden:
GEORGIUS TERTIUS, REX, 2 NOVEMBRIS, 1777.
NavesyRES0LUTI0N’ JAC‘ C00K PR'
(.DISCOVERY, GAR. CLERKE PR.
Den tweeden November , des namiddags ten
vier uuren , nam ik een koeltjen , dat uit het
Oosten opkwam, waar, en zeilde de haven uit.
De meeste van onze vrienden bleeven aan boord
tot de fchepen onder zeil waren, wanneer ik, om
hunne nieuwsgierigheid te voldoen, vijf hukken
liet affchieten. Toen namen zij alie affcheid,
bebalven om a i , die bij ons bleef tot wij in zee
waren. Wij waren onder zeil gegaan met eene
X D e e l . L paer