
 
		het  Z.  O.  uicflrekkende.  Op  den  middag  was  
 onze  Breedte  44°  33'  en  onze  Lengte  2350  20',  
 en  het  land  ftrekte  zig  uit  van  N.  O.  $  N.  toe  
 Z,  O.  ten  Z.  op  omtrent  agt  mijlen  afllands.  
 Hier  hadden  wij  drie  en  zeventig  vademen  water  
 op  eenen  modderigen  grond  ,  en  omtrent  eene  
 mijl  verder  van  land  vonden  wij  negentig  vademen. 
   Het  land  vertoonde  zig  tamelijk  hoog,  
 met  bergen  en  dalen  afgewisfeld,  en  bijna  overal  
 met  houtgewas  bedekt.  Daar  was  egter  nergens  
 op  hetzelve  een  uitfteekend  voorwerp,  uitgezonderd  
 een  berg  ,  welkers  hooge  top  plat  was.  
 D eeze  lag  op  den  middag  ten  Oosten  van  ons.  
 Aan  het  noordlijk  eind  vormde  het  land  eene  
 punt,  die  ik  Slegt - Weder • Kaap  (Cape  Foul-  
 •weather)  noemde,  naar  het  zeer  flegt  weder»  
 dat  wij  kort  daarop  kreegen.  Ik  denk dat  zij  op  
 44°  5 5 'Noorder Breedte,  en  op  2350 5 4 'Ooster  
 Lengte  ligt. 
 Wij  hadden  veranderlijke  zugtjens  en  flilte  tot  
 des  avonds  ten  agt  uuren,  wanneer  ’er  een  koel-  
 tjen  uit  het  Z. W.  opkwam.  Ik  ftuurde met hetzelve  
 Noord-westwaarts  met  klein  z e il,  naar  
 het  dag-licht  wagtende  om  de  kust  langs  te  zeilen  
 ;  maar  den  volgenden  morgen  ten  vier uuren  
 fchoot  de  wind  in  het  N.  W.  en  woei  bij  vlaa-  
 gen  met  regen.  Onze  koers  was N. O.  tot  omtrent  
 tien  uuren  ,  wanneer  ik  ,  ziende  dat  ik  
 over  deezen  boeg  niet  vorderen  konde,  ën  niets 
 X.  D e e l .  C c  be