
 
		eind  van  elk Huk  doek,  van hetwelk  eene  groote  
 menigte was,  wierd  boven  het  hoofd  van  de meis-  
 jens  opgehouden  ,  terwijl  het  overige  onder  de  
 oxelen  om  haar  lijf  gewonden wierd.  Toen  liet  
 men  de boven-einden  vallen,  en  zij  hongen  over  
 elkanderen  in  plooien  tot  den  grond,  zoo dat  zij  
 enige  gelijkenis  met  eenen  ronden  hoepelrok hadden. 
   Daarna wierden  om  de  buiten-zijde van  alles  
 verfcheiden Hukken  van  verfchillend gekleurd doek  
 gewonden,  die de  dikte nog aanmerklijk  vermeerderden, 
  zoo dat deeze  zonderlinge  toeftel niet min*  
 der  dan  vijf  of  zes  ellen  in  den  omtrek  had,  en  
 zoo  zwaar  was  dat  de  arme  meisjens  het  naauw  
 lijks  konden draagen.  Aan  elk wierden  twee taa*  
 mes  of borst-plaaten  gehangen,  om  het  te  verderen  
 en  het een  fchilderachtig aanzien  te  geeven.  
 Dus  uitgedost,  wierden  zij  aan  boord  gebragt  
 met verfcheiden  varkens en eene menigte vrugten,  
 die  met het  doek  een  gefchenk  van  o t o o s   vader  
 voor  mij  uitmaakten.  Perfoonen  van  beiden  
 kunnen,  die  op  deeze wijze  uitgedost zijn,  worden  
 mee  genaamd;  maar  zij  wordt,  geloof  ik ,  
 nooit  gebruikt dan  wanneer  ’er  groote  gefchenken  
 van  doek  te  doen  zijn.  Ik  zag  het  ten  minften  
 nooit  bij  eene  andere  gelegenheid,  en  ik  ontvong  
 ook  nooit  te  vooren  zulk  een  gefchenk;  maar  
 Kapitein c l e r k e   en  ik  kreegen  naderhand  doek,  
 aldus  om  de  draagfters  gewonden.  Den  volgenden  
 dag  kreeg  ik  een  gefchenk  van  vijf  varkens