
 
		•co 
 fonrt  te  zijn  als hetwelk  ons  volk  op  het  Kersmlt-  
 Eiland vond.  Zijne  kleur verkrijgt  het  ongetwijfeld  
 tijt  een  mengzel  van  de  (lijk  op  den  grond,  
 daar  het  gevormd  wordt;  Want  fommigè  rtük-  
 ken,  die  aan  klompen  waren,  waren  vrij  wit  eri  
 zuiver. 
 Zij  braaden  hunne  fpijzen  uit  het  planten-rijk  
 fnet  heete  fteenen,  gelijk  op  de  zuidlijke  eilanden  
 ,  en  uit  de  groote  hoeveelheid  *  die  wij  op'  
 eenen  zelfden  tijd  klaar  gemaakt  zagen  ,  gisten  
 wij  dat  het  geheele  dorp  ,  o f  ten  minden  eene  
 aaumerklijke  menigte  volks  het  gebruik  van  eenen  
 gemeenen  oven  hadden/  Wij  zagen  op  dit  eiland  
 geen  dierlijk  voedzel  klaar  rnaaken  ;  maar  het  
 volk  van  den  Heer  go re  had,  gelijk  reeds  gezegd  
 is  ,  gelegenheid  om  te  zien  dat  het  op  
 Oneekeow  in  dezelfde  foort  van  Oven  wordt  ge-  
 braaden,  hetgeen  geen  twijfel  over laat of het zal  
 ook  op  Atooi  in  gebruik  zijn +  vooral'  daar  wij  
 hier  geen  huisraad  vonden  ,  dat  tot  kooken  of  
 dooven  gebruikt  kon  worden.  Het eenigst  kondig  
 geregt,  dat  wij  vonden  *  was  een  taro•  
 podding  ,  die,  fchdon  een  onaangenaam  eeteri  
 om  de  zuurheid  ,  doof  de  inboorlingen  gretig  
 wierd  opgegeeten.  Zij  eeten  van  eene foort van'  
 houten  fchotels  of  borden  ,  en  zoo  de  vrouwen  
 niet  met  de  mannen  van  denzelfden  fchotel  mogen  
 eeien,  gelijk  op  Otahhi^  is  het haar  egter, 
 voor 
 Voor  zoo  verre  wij  uit  een  voorbeeld  konden  
 oordeelen,  geoorloofd  op  dezelfde  plaats  bij  hen  
 te  fpijzen,. 
 Hunne  tijdkortingen  fchijnen  vrij  menigvuldig  
 te  zijn;  want  geduurende  ons  kort  verblijf  ontdekten  
 wÜ  ’er  verfcheidene.  De  danfen  ,  bij  
 welke  zij  de  mantels  en  mutfen  van  vederen  
 droegen  ,  zagen  Wij  niet;  maar  uit  de  bewee-  
 gingen,  welke  zij,  bij  andere  gelegenheden,  als  
 zij  zongen,  met  hunne  handen maakten,  konden  
 wij  oordeelen  dat  dezelve  ten  minften  eniger-  
 maate  naar  die  gelijken,  welke  wij  op  de  zuidlijke  
 eilanden  gevonden  hadden,  fchoon  zij  niet  
 met  zoo  veel  bekwaamheid  üitgevoerd  worden*  
 Zij  hadden  noch  fluiten  noch  rietjens  ,  en  de  
 twee  eenigfte  fpeeltuigen  ,  die  wij  zagen  ,  waren  
 uitermaatè  ruuw.  Een  derzelve  geeft  geen  
 beter  geluid  dan  de  rateltjens,  waarmede de  kinderen  
 fpeelen.  Het  beftaat  uit  een  werktuig*  
 gelijkende  naar  eene  omgekeerde  kegelvormige  
 muts,  maar  naauwlijks  van  onderen  een  voet  
 hoog  uitgehold,  van  eene  grove  riet-plant  gemaakt  
 ;  het  bovenfte  en  de  randen  zijn  met fraaie  
 roode  vederen  verflerd,  en  aan  de  punt  of  hec  
 onderst  gedeelte  is  eene  kalebas - fch il,  grooter  
 dan  een  vuist,  vastgemaafet;  men  doet’er  iets  in  
 dat  ratelt,  hetwelk  gefchiedt  door  het  werktuig  
 bij  hec  dunst eind  vast  te  houden  en  het  te  fchud-  
 den,  of  liever  fnel  heen  en  weder  te beweegen, 
 hec