
AM BOI ÜS'A.
L a h a , en liepen, bij de aan den oever van L e ijtim o r gelegen
negorij Am ahoe soe , uit de zoogenaamde Buitenbaai de Binnen-
baai in. Deze binnenbaai scheen aan beide boorden geillumi-
neerd te zijn. Honderden van fantastische lichten zagen we
längs liet strand of onbewegelijk stilstaan of heen en weder
zweven. Het waren brandende flambouwen, welke de visschers,
die met hunne praauwtjes längs den wal lagen, boven het
water hieldeu, om aldus de visschen, die op het schijnsel der
vlammen afkomen, te lokken en in hunne schepnetten te van-
gen. Ter wereld is er misscliien geen water zoo visclirijk als
Arnboina’s binnenbaai, en bepaaldelijk schijnt deze het hoofd-
kwartier te zijn van zekere visschen, die de inlander hobong
noemt. Hun aantal is voorbeeldeloos—groot, en de vele hen-
gelaars, die men den ganschen dag door aan de landingsplaats
ziet, behoeven zelfs geen aas of deeg aan den haak van hun
vischtuig (p an tjin g ) te slaan. Ze trekken de vischlijn slechts
een weinig en al speiende door het water heen en weder, en de
vratige en gulzige h o b o n g bijt onmiddellijk toe en ziet zieh
gevangen. — Opvolgend passeerden we nog de aan den zooin van
het zuidelijk schiereiland of L e ijtim o r gelegen negorij H a ti-
v e -b e s h r of G r o o t -H a t iv e , en aan den westhoek de negorij
N o e s a -n iv e bij den hoek o f 'T a n jo n g -W a ih o e k i, en kwa-
men eindelijk, voorbij den inham L ab o e an - Radja of'de Bortu
g e sch e baai en de beide hoogere hoeken B a to e—anjoe en
B a to e - k a p a l , .voor de stad of hoofdplaats Am b o in a in 20
vademen diepte ten anker. Ter reede zagen we de masten van
eenige schepen, waarvan we hoorden dat het de oorlogskorvet
S um a tr a , het oorlogs-stoomschip E tn a en de handelsbrik
B lo ra waren, omringd door vele inlandsche vaartuigen, als
k o r r a - k o r r a , jo n k e n , wankan^s, p ad o e ak an ’s enz.
Daar het reeds te laat was om te ontschepen, en de lucht
daarenboven zeer bewölkt en donker was geworden, besloten de
meesten onzer om aan boord te blijven vernachten. Den vol-
genden morgen hadden we een verrassfend en bekoorlijk gezigt
op de baai en hare negoiijen, op de stad en hare huizen,
r